vrijdag 22 augustus 2014

Sailing yacht Brandaen, out

Brandaen ligt weer in haar box bij WSV Den Osse. Terug na negen weken onderweg te zijn geweest. De tijd is omgevlogen. We hebben veel gezien en beleefd. Nu poetsen, opruimen, vuile was sorteren en terug naar huis.

Terug op de Grevelingen, ons heerlijke thuiszeilwater
Vanuit Middelburg zijn we met afwisselend zon en wolken in een rustig tempo via het Veerse Meer, de Zandkreeksluis en de Oosterschelde naar Bruinisse gevaren. Met z’n drieën, de eaSea, de Seventy-7 en de Brandaen. Af en toe zeilend, af en toe motorzeilend. De sluizen gaan redelijk snel. Dan na de sluis van Bruinisse zijn we weer op de Grevelingen. Ons thuiswater en zoals altijd heerlijk zeilwater. De wind is zuidwest, wij varen noordwest. Het water is vlak en het zeilt als een speer. Bij Bommenede extra wind, zoals heel vaak, en dan de hoek om naar Den Osse. Om half zeven varen we tussen de havenlichten door en een paar minuten later liggen we met onze vaste landvasten weer stevig en vertrouwd in onze box. Het voelt goed hier weer te zijn.

‘s-Ochtends is het tijd voor de grote schoonmaak. We beginnen met de buitenkant. Teakdek schrobben met groene zeep, goed afspoelen. De landvasten spoelen met zoet water zodat ze weer soepel worden. Met een oude tandenborstel het vuil uit allerlei spleetjes en gaatjes peuteren. Dan natuurlijk koffie en het vervolg van de grote opruiming binnenin. Vuile was in vuilniszakken, uitgelezen boeken bij elkaar, iPads in de rugzak. Het begint er weer opgeruimd en fris uit te zien.

We draaien de Brandaen in haar box, de laatste meters van een fijne reis
We zijn het er samen over eens dat we terugzien op een plezierige en lange vakantie samen. We hebben ons geen minuut verveeld en samen een fijne tijd gehad. Het zeilen ging over het algemeen rustig met weinig moeilijke of vervelende omstandigheden. Bij het vertrek van de Farne Isles was het zeilen lastig. Toen het visnet in de schroef op een rollende zee en met afgaand water was het een juiste beslissing om de hulp van de RNLI in te roepen. En het meest oncomfortabel was de oversteek vanuit Dover naar Oostende. Die oversteek van de ene naar de andere kant hebben we al vaker gemaakt en die was ook al vaker zo oncomfortabel. De laatste weken hadden we plezierig gezelschap van onze vrienden. Drie boten, samen opvarend, gezelligheid bij iedere aankomst met een borrel in de kuip en samen eten en toch voor ieder voldoende privacy. Een heel fijne week aan de zuidkust toen Rutger en Sophie er waren.
We hebben gezien en kunnen doen wat we ons hadden voorgenomen. Een rondje Engeland. Mooie havens aan de oostkust. De vogels op Farne, Edinburgh, mooie vriendelijke stad. Een lange tocht om de noordoostelijke kaap Rattray Head boven Peterhead. Inverness en van daaruit met de auto naar de Schotse highlands. Echt een van de hoogtepunten! De sluizen van het Caledonisch kanaal, Loch Ness waar we eerder fietsten en nu op varen. Oban met een natte wandeling over het eilandje Kerrera met z’n varens en Schotse Hooglanders. Topsnelheden in Dorus Mor (op Youtube al naar de Great Race in de Gulf of Corryvreckan gekeken?). Door het Crinan Canal met opnieuw sluizen. Handbediend door onszelf. Langs de Mull of Kintyre en over naar Ierland. Belfast met zijn muurschilderingen en hoge hekken. Dan Dublin met zijn leuke pubs met live muziek. De Ierse Zee, een visnet en dan in sleep naar St. Ives. Falmouth en de Zuid-Engelse rivieren, erg mooi. Het weerzien met Hans, Micheline en Annabel in Weymouth, Beaulieu River tijdens de storm en de komst van Rutger en Sophie. Verdere uitbreiding met Hans, Gea en Ruben in Eastbourne. En dan de laatste etappes naar huis toe, met wind in de rug. Net iets te veel wind, maar we zijn er. Iets ongemak, geen ongelukken.

Met ruim 1.700 mijl in 62 dagen bracht SY Brandaen ons rond Engeland
SY Brandaen heeft zich kranig gehouden. Stevig schip waar we terecht op kunnen vertrouwen. Zij bracht ons op al die mooie plekken en ook weer thuis. Bedankt.


Sailing yacht Brandaen, out!

woensdag 20 augustus 2014

In de achtbaan de Noordzee over

Hoteldebotelend zijn we van Dover naar Oostende gerold. Mooier kan ik het niet maken. In Dover hebben we een dag extra gewacht en daarmee de ergste wind aan ons voorbij laten gaan. Wat er van de wind overbleef was nog steeds meer dan genoeg om ons een onaangename oversteek te bezorgen.

Half vijf trossen los! 's-Avonds maken we die afspraak en zetten de wekker. 's-Ochtends lijkt dat veel vroeger. Omdat je weet dat je vroeg moet vertrekken... slaap je de hele nacht nauwelijks. Ik lig dan maar op de wekker te wachten. Vlak voordat die afgaat val ik dan in slaap en wordt een paar minuten later ruw gewekt. Buiten is het nog donker, op de neonverlichting rondom de haven na. Aan stuurboord naast ons ligt de eaSea van de ene Hans en Gea, aan bakboord de Seventy-7 van de andere Hans en Micheline. Allemaal zware zeilpakken aan met daaronder lang ondergoed en nog een heleboel laagjes kleding meer. Uit ervaring weten we dat het fris is zo vroeg op zee. Ook midden in de zomer. Iedereen zijn reddingsvest aan, oke, dan gaan we. Port Control geeft toestemming de haven te verlaten. Dat doen we, in colonne. In de voorhaven de kop in de wind en het grootzeil eruit. Hier is het rustig.

Buiten is het heel anders. Direct staat er zo'n twintig knopen wind uit west tot noordwest. Het eerste stukje de hoek om richting Ramsgate is dat goed. We hebben stroom mee (daarom moesten we zo vroeg uit de veren) en het gaat hard. Meest over de acht knopen. Bij de oostingang van Dover nog even tussen de continue stroom veerboten door laveren en dan richting shippinglane. Die 'autosnelweg' voor zeeschepen moeten wij haaks oversteken en dat betekent een graad of veertig afvallen en de wind recht van achter. Dat is een nogal onplezierige koers. We rollen alle kanten op, laten twee vrachtschepen voorgaan en hobbelen dan de zuidwestgaande lane over. Zo'n baan is een mijl of vier breed. Alle ruimte zou je zeggen, maar die grote jongens gaan hard en varen over de volle breedte van de lane. Het enige wat je zeker weet dat ze in deze lane van bakboord komen. Op de AIS kunnen we precies zien wie er aan komt en waar en over hoeveel tijd hij ons passeert.
Dan zijn we in de 'middenberm' en loeven weer wat op voor een betere koers. De ene Hans doet dat ook, de ander gaat rechtdoor. Die zien we pas weer in Oostende.

In de shippinglane varen grote snelle jongens
Intussen is de wind zeker niet minder geworden. Regelmatig geeft de meter vijfentwintig knopen aan, met een enkele uitschieter naar dertig. En steeds achterlijk. Geen van beiden worden we er zeeziek van, maar aangenaam is anders. Vijfenzestig mijl, ofwel honderdtwintig kilometer, is dan een heel eind.
Nadat we de shippinglanes gepasseerd zijn overleggen we via de VHF en besluiten noordelijk van de zandbanken te varen. Dat is iets om ten opzichte van er tussendoor, maar bij deze wind en golfslag lijkt ons dat een stuk veiliger en comfortabeler. Toch komt er af en toe een extra hoge golf van opzij die ons een enorme zwieper geeft waarbij we alle kanten op rollen. Gelukkig zonder dat we er blauwe plekken aan overhouden. De andere Hans is minder gelukkig en houdt er voor een paar dagen een zeer been aan over.

Op de AIS zien we op een gegeven moment aan de Franse kant van de shippinglane de Pietertje 2 varen van Hilco en Pien, ook uit Den Osse. Zij gaan erg hard. Op hun website hebben we kunnen volgen dat zij dit jaar de zuidkant van Bretagne hebben bezeild. Ons rondje UK is mede gebaseerd op hun rondje in 2008 waarover we op hun website veel hebben gelezen. Zij gingen destijds met de klok mee, wij er tegenin. Volgens hun koers stevenen zij vandaag af op Vlissingen of de Roompot.

Napraten in de haven, en genieten van de mooie lucht
Parallel aan de shippinglane varend hebben we de wind nog enigszins schuin in en dat is comfortabeler dan recht van achter. Om dat zo te houden stel ik de voor ons varende Hans (van de Seventy-7) voor om op deze koers door te gaan naar Zeebrugge. Zijn antwoord is klip en klaar: 'Ik ben helemaal klaar met deze zee, ik ga rechtstreeks naar Oostende'. Geen goed argument natuurlijk, maar ik voel met hem mee en we sturen naar Oostende. Nog een dikke vijftien mijl...
Langzaam komt de bebouwing boven de horizon uit. Eerst de grote zwarte toren, dan de flats en langzaam ook de haveningang met de nieuwe dammen. Net iets meer dan tien uur na vertrek uit Dover varen we daar met stevige golven tussendoor, we worden als het ware naar binnen gespoeld. Zeilen naar beneden, fenders uit, lijnen klaar want om de hoek is direct de jachthaven. Daar liggen Hans en Micheline met hun Seventy-7 al tegen de kade. Wij er tegenaan, motor uit. Rust.
Even later komt de andere Hans binnen. Hij heeft de hele overtocht gezeild, terwijl wij het laatste stuk de motor hadden bijstaan. 's-Avonds borrelen, chili con carne met z'n allen, stevig nakaarten en dan vroeg naar bed.

Voor Zeebrugge, altijd een onrustige zee
Het laatste gastenvlaggetje gaat uit het stuurboordwant
Vandaag met stroom mee van Oostende naar Middelburg. Weer vroeg op, maar niet zo vroeg als gisteren. Net als ik de marina uitvaar zet de havendienst de lichten op rood. En houdt ze op rood voor ongeveer vijf kwartier. Er komt een groot cruiseschip binnenvaren, de Voyager, en daar moeten we op wachten. Ik zie hem op de AIS nog een aantal mijlen voor de haven varen. Denk dan: daar kan ik nog wel voor langs. Maar de havendienst is natuurlijk en terecht onverbiddelijk: wachten. Tegen de tijd dat we mogen, ligt de hele kom vol Nederlandse zeilboten die allemaal met de stroom mee richting Zeeland willen. Een uittocht in de havenmonding. Op zee is het ontzettend rustig vergeleken met gisteren. Er staat nog een flinke golfslag van de uitdeinende zee, maar oncomfortabel is het zeker niet. Weinig wind, stroom mee, genua op, motor zachtjes bij. In een paar uur zijn we voorbij de uitgebouwde zeehaven van Zeebrugge en dan is met het goede zicht Vlissingen in de verte al te zien.
Voor Vlissingen is het altijd lekker druk met grote scheepvaart die alle richtingen op vaart. Van en naar Antwerpen, richting Zeebrugge en via de Sardijngeul richting Rotterdam. Goed opletten, maar ook wel interessant varen en alles volgen. Wij parallel aan het hoofdvaarwater daar nog een beetje tussendoor. Ik meld me aan bij Centrale Vlissingen, de mevrouw van de Centrale ziet waar we varen en dankt voor de oproep. Door naar de sluis die toegang geeft tot het Kanaal door Walcheren. Even later zijn we geschut en zijn we echt weer in Nederland. Ons rondje Engeland zit er op. Alleen het staartje in eigen land nog.

Groot en wat kleiner, het past allemaal op het water
In Middelburg vinden we een rustig plekje na de brug. Pannenkoeken. Morgen door naar Den Osse.

maandag 18 augustus 2014

Een dag voor mezelf en de Brandaen


Het is wat stil aan boord van de Brandaen. Rutger en zijn lieve vriendin Sophie zijn met de veerboot vanuit Dover weer naar Duinkerken vertrokken. Bijna een week lang logeerden zij aan boord. Vorige week zondag stonden ze plotseling op de steiger, als aangename verrassing. Als wij overdag zeilden, trokken zij er met de auto op uit. En ’s-avonds waren ze aan boord en deelden in de pret en gezelligheid. Hert was een fijne week. Nu zijn ze weer terug in Nederland. Daardoor is het hier wat stil.

Sophie heeft heerlijke chocoladetaart gebakken voor mijn 
verjaardag. Smullen
De Brandaen is volgens de specificatie gebouwd voor een langdurig verblijf van twee stellen aan boord. Met voldoende comfort en privacy. Rutger en Sophie hadden de voorkajuit. Die heeft een tweepersoons bed waarin je voeten bij die van de ander liggen. Verder is het bij het hoofdeinde gewoon bijna twee meter breed. Comfortabel dus, voor een stel. In de voorkajuit is verder aan stuurboord een grote hangkast (daar heb ik de e-bike hangen) en aan bakboord een wastafel met boven- en onderkast. Onder het bed is ruimte om zeilen op te bergen. Normaliter ligt daar de gennaker die vanuit het voorluik wordt gehesen. Daar weer voor staat in een aparte ruimte de accu van de boegschroef en daar weer voor is de ankerbak met een heleboel meters ankerketting. 
Dat deel was dus afgelopen week het domein van zoonlief en zijn Sophie. 

Midden in de boot is de kajuit met centraal daarin de doorgestoken mast. Soms wat onhandig want als er bezoek is moet je steeds om die paal heen kijken om elkaar te zien. Rond de mast is de kajuittafel met een bijna rondzit. Daar tegenover aan stuurboord twee fauteuils. Onder één van die fauteuils zit de voorraad reserveonderdelen, onder de andere een van de twee drinkwatertanks. Bij elkaar ruimte voor vierhonderd liter water. Wij gebruiken eigenlijk altijd maar een tank. Dan ververst het water sneller en dat vinden we prettiger. Aan stuur- en bakboord zijn in de kajuit diepe kasten. Zowel achter de banken als daarboven. Daar kan een massa proviand in. En toch moeten we nu steeds vaker naar de winkel om zaken aan te vullen. Dan is er in de kajuit verder aan stuurboord de kaartentafel met gps, marifoon en radar. En aan bakboord de kombuis. Weggewerkt in de voorkant van de kaartentafel en de voorkant van de kombuis zitten twee dieseltanks. Samen goed voor zo’n driehonderd liter. In de kombuis een dubbele wasbak, een koel/vrieskist en een cardanisch opgehangen driepits fornuis met gasoven. Achter de kaartentafel zit de deur naar de badkamer. Met daarin een vacuümtoilet, een wastafel met kastjes en een douche. Heerlijk om zo nu en dan aan boord te douchen en na afloop zowel jezelf als de badkamer weer helemaal fris en schoon te hebben. Achter het toilet is een ruimte met daarin de dieselkachel en al mijn gereedschap. Volgens Ermi neem ik altijd teveel mee, maar ik vind toch ‘beter mee verlegen dan om verlegen’.

Bij Hans van de eaSea in de kajuit, ook een Van de Stadt
Achter de kombuis is de deur naar de achterkajuit. Daar slapen wij. Een lekker groot bed, vergelijkbaar met thuis. Een groot luik recht boven mijn hoofd kan bij warm weer wagenwijd open. Verder een hang- en legkast met onderin de boiler en daarboven een elektrisch oventje (perfect om broodjes af te bakken). Nog verder naar achter zijn er twee bakskisten. Een grote aan stuurboord voor lijnen, reddingsvlot, fenders en reservediesel. En een achterin over de volle breedte. Daar staan de fietsjes en liggen de rubberboot en het reserve-anker. Oja, en ook nog een bun voor de twee gasflessen. Helemaal achterop is een klein zwemplatform met, jazeker nog een douche met warm en koud water. Lekker om af te spoelen na het zwemmen of ’s-ochtends vroeg wakker te worden als je geen zin hebt in de vaak niet zo schone havendouche.
Nou dat is dan de Brandaen. Een geruststelling wellicht voor wie dacht dat wij al deze weken Spartaans hebben gewoond en geleefd. Dat is dus niet zo.


Mooie vergezichten hier bij South Foreland
Vandaag is Ermi met de anderen naar een van de vele parktuinen hier in Kent. Mij trekt dat niet zo, dus heb ik de e-bike uit de hangkast gehaald, de accu opgeladen en ben gaan e-fietsen richting Ramsgate. Eerst bij Dover Castle de berg op. Daar hadden zowel ik als de e-bike het toch nog even zwaar mee. Eenmaal boven gaat het gemakkelijker en tussen de graanvelden door fiets ik naar St. Margarets at Cliffe. Daar lees ik op een informatiepaneel dat deze plaats het dichtst bij het Franse vasteland ligt, dichter nog dan Dover. Achttien mijl. Ik zie bij dit weer ook duidelijk de overkant.

Ik volg het klifpad dat eigenlijk voor wandelaars is en op verschillende plaatsen maar een paar meter van de klifrand loopt. Zonder hekken; meteen daarna gaat het meer dan vijftig meter recht naar beneden. Langs de kliffen kom ik bij Kingsdown, dan Walmer met Walmer Castle langs het water en dan ben ik in Deal. Dit stuk tussen Dover en Ramsgate heb ik niet eerder bezocht. Het is een landelijke omgeving met mooie vergezichten over het water. Zeker nu de zon pleksgewijze door de bewolking schijnt en een mooi vlekkenpatroon op het water tekent dat van bovenaf goed te zien is.


Schitterende, aanlokkelijke uithangborden. Ik kan de 
verleiding niet weerstaan
In Deal eet ik mijn eerste pizza van deze reis. Met salami. Heerlijk, maar wel net iets te groot. Op mijn gemak fiets ik langs het water terug. Ben benieuwd hoe Ermi de tuinen vindt. Dat zal ik straks wel horen.
In St. Margarets at Cliffe besluit ik mezelf in The Red Lion op een ‘half pint of lager’ te trakteren. In het zonnetje. Daarna de laatste loodjes. Ik heb verschillende stukken zonder de e van e-bike gefietst, bang als ik was dat de accu te vroeg leeg zou zijn. Ofwel vlak vóór de laatste klim. Nu gebruik ik hem echter wel en met weinig inspanning zoef ik de laatste stukken omhoog. Dan een lange afdaling rond Dover Castle en plotseling sta ik weer midden in Dover. De accu is nog niet leeg. Een geweldige uitvinding zo’n e-bike, zeker als je de aanvankelijke schroom en gêne hebt overwonnen.

Als het weer het toelaat steken we morgen over naar het vasteland. Dat geeft het gevoel dat er een einde komt aan ons rondje UK.

zondag 17 augustus 2014

The white cliffs of Dover, en Kip Tandoori

Internet, o internet. Waar zijn we tegenwoordig zonder www? Nu weer wat bereik, met moeite.

Het heuglijke feit van mijn zoveelste verjaardag vieren we met z’n tienen in de jachtclub van Dover; The Royal Cinque Ports Yacht Club. Een hele mondvol. De club is gevestigd in een statig gebouw aan de boulevard met breed uitzicht over de hele baai met links allemaal ferries en rechts de ingang naar de jachthaven. Altijd het gevoel van een beetje statige vergane glorie in die oude Engelse jachtclubs.
 
Een lange stevige en vermoeiende wandeling over de cliffs
Het is gezellig en iedereen praat met iedereen. Eerder op de dag hebben we met z’n allen een lange wandeling gemaakt over en langs de white cliffs of Dover. Dat liep een beetje uit de hand. Het viel al niet mee om vanuit Dover over de snelweg langs de kliffen te komen. Rennend de snelweg oversteken tussen zeer druk vrachtverkeer is eigenlijk niet aan te raden. Maar alles gaat goed en over een smal paadje met veel rommel en rotzooi langs de kant lopen we omhoog. Dan een trap af en een brug over de spoorlijn over. Weer een trap en dan staan we op een grindstrand. Voor ons de kabbelende zee en achter ons de hoge witte kalkrotsen. Vanaf hier kunnen we onderlangs niet verder, dus vervolgens weer de omgekeerde route omhoog. Steeds verder gaan we langs de kliffen, af en toe in een sprintje ‘wie het eerst boven is’. Mooie vergezichten levert het wel op, en bezwete lijven en ook nog mooie foto’s. Op de terugweg steken we de snelweg legaal over, via een loopbrug. Dan slingert de route achterlangs richting Dover. We verzeilen in een oude fortificatie. En in de Grand Shaft, een ingenieuze koker die in de krijtrots is uitgehakt met daaromheen ook uitgehakt drie trappen als spiralen er omheen. Wij natuurlijk die trappen af in de veronderstelling dat we dan in Dover op straat uitkomen. Dat is ook zo, alleen… tussen ons en de straat staat nog een groot stalen hek met een giga-slot erop. Daar komen we niet doorheen. Helaas er zit niets anders op dan de bijna vijftig meter weer omhoog te klauteren. Men een flinke omweg belanden we weer in de marina. En die hele wandeling (ergens in de buurt van vijftien kilometer?) allemaal alleen op de heerlijke chocoladetaart die Sophie heeft gebakken.


Het blijft mooie plaatjes opleveren, vind ik
We zijn in Dover beland na een mooie zeiltocht vanuit Eastbourne. Daar begon op vrijdagochtend de uittocht van de Nederlanders. Met tien zeilschepen lagen we in het kleine sluisje. Wij helemaal achterin gepropt, bijna met het roerblad op de cill. Het is erg laagwater waardoor in het aanloopkanaal nog een van de zeilboten vastloopt in de modder. Eenmaal buiten gaat wat buiten de drukte de zeilen omhoog. Ruime wind, tamelijk noordwest, dus vanaf het land. De zee is daardoor rustig en ik besluit voor het eerst deze reis de genaker te zetten. Dat is een groot zeil dat in een slurf wordt gehesen. Als de slurf vervolgens omhoog wordt getrokken, ontrolt zich een grote lap zeil. Bij deze windrichting en -sterkte en zo’n rustige zee is het een genot om daarmee te varen. We schieten er als een speer vandoor en blijven - voor het eerst- de andere boten voor.
Voor Dungeness doemen er al zwarte wolken op. Grotendeels achter ons, maar wel erg zwart. Genaker ingehaald en op grootzeil en genua verder. Bij de kaap wordt de zee hobbelig. En het begint te stinken. Niet zo’n klein beetje ook. Onwillekeurig kijken we of er soms nog iets van een hond onder onze schoenen kleeft. Dat blijkt niet het geval en twee dagen later horen we dat er juist die dag veel mest op het land is uitgereden…
Voorbij Dungeness valt de wind even helemaal weg. Nog zwarter wordt het en dan stort er een hele pittige bui hard naar beneden. Het water slaat plat. En de wind ruimt in een keer naar noordnoordwest. Scherp aan de wind gaat het verder naar Dover, waar we direct permissie van Port Control krijgen om binnen te varen. Even later liggen we vast, ruimen we de boel op en dan is het tijd voor een biertje.

Oud chique
Afijn, dat was de tocht van Eastbourne naar Dover. Nu dus vanwege het heuglijke feit in de jachtclub en dan door om iets te eten. Dat is nog een heel gedoe. De een wil fish&chips, de ander luxer. Bij de volgende is de hele tent vol en passen wij er niet meer bij. Uiteindelijk belanden we bij de Tandoori Cinnamon Island. Snel vergeten die naam, dat is het beste. Er blijkt in de kelder nog plek voor een groep van tien… En inderdaad, in het souterrain wordt snel met kleine tafeltjes geschoven en dan ontstaat er een lange tafel. De bestellingen uitzoeken is een kunst op zich. Geen van ons komt uit de termen die in de menukaart worden gebezigd, terwijl we toch een paar bereisde vrienden in ons midden hebben. Dan maar op de gok en op nummer. Wij kiezen een nummer 28, een 30, een maal 104 en dan nog rijst met paddenstoelen en knoflook, nummer 96. 
Wachten, wachten, wachten
Tja en dan begint het wachten. Achter ons heeft een groepje van drie er genoeg van en vertrekt na het voorgerecht. Een boel discussie bij de trap naar boven en dan zijn ze weg. Naast ons is een echtpaar neergestreken dat we ook al in de jachtclub zagen. Ze blijken de eigenaren van een marina annex scheepswerf in Sandwich, een mijl of vijftien noordelijker bij Ramsgate. We raken gezellig aan de praat. Hen wacht dezelfde behandeling als ons. Hun bestelling wordt opgenomen en dan is ook voor hen: wachten. Langzaamaan worden we gezamenlijk baloriger. Al met al is het samen met onze buurtjes nog best gezellig. Na wat uren lijkt komt de ober met handen vol de trap af. Een keur van gerechten en gerechtjes wordt aangevoerd en onder het roepen van de Indiase namen van de gerechten probeert hij ze te verdelen. Helaas, die namen zeggen ons niks meer en … de nummers zeggen de ober niks. Dus na lang wachten wordt het één grote chaos. Niet iedereen kan er evenveel van genieten en het is ook niet ‘restaurant-waardig’. Wel een avond om niet snel te vergeten.
Terug aan boord bakt Rutger nog een lekkere hamburger, zijn maag knort nog. Dan nog een gezamenlijk afzakkertje en iedereen gaat te kooi. Tjongejonge, Cinnamon Island!

Hier ben ik het dus niet mee eens. Het is hem niet gelukt de 
verwachting waar te maken


Na de storm, de Red Arrows in Eastbourne

Een halve week al waait het hard tot veel te hard voor een beetje comfortabel zeilen. Na Beaulieu River maken we op de Solent een kleine slag naar Gosport tegenover Portmouth. Wind in de rug en stroom mee. Na amper twee uur liggen we aan de passantensteiger. Meer in de wind dat op de rivier en vooral ook meer rollen van de golfslag. 

Op de rivier was de dinghy ons vervoermiddel. Big smile 

Op de Solent met stroom mee schiet het lekker op. Twee tot drie knopen sneller dan de bootsnelheid. Ik herinner me de keer dat we vanuit Lymington ‘even’ bij The Needles gingen kijken. Met stroom mee waren we er zo, maar toen weer terug tegen de stroom in. Dat had ik niet goed berekend, herinner ik me nog goed. Tergend langzaam ging het toen richting Cowes. Wel hadden we toen alle tijd om een reddingsoefening van de Royal Navy met een grote helikopter vlak boven een zeilboot van dichtbij gade te slaan.
Eenmaal wakker is het 's-ochtends prachtig zeilen
In Gosport vinden we een grote Asda en kunnen we de scheepsvoorraden aanvullen. Wel een heel gesleep, maar dan hebben we ook weer voor een aantal dagen het nodige in ‘huis’. Van Gosport gaan we door naar Brighton, een goede veertig mijl. De stroom mee begint op de Solent rond vijf uur te lopen. ’s-Ochtends dus.
Om half vijf gaat de wekker. Buiten is het nog donker. Aan de overkant van het water in Portmouth knipperen overal lichtjes en de Spinnaker Tower staat helemaal in het licht. Mooi. We motoren de marina uit en direct om de hoek in de nauwe doorgang gaan we al meer dan tien knopen. Het water kolkt naar buiten. Verderop de zeilen op en genieten van een prachtige zonsopgang. We zeilen naar het oosten, recht de zon tegemoet.

Net onder Selsy Bill, de uitstekende landtong tussen de Solent en Brighton, ligt een smalle doorvaart. Een rode en een groene ton markeren het gaatje waar nog voldoende water staat om zeiljachten door te laten. Vlak daarvoor komt een ander Nederlands jacht, de Prima Vera of zoiets, een beetje dwars aangedenderd, zonder acht te slaan op richting of voorrang. Geen goed zeemanschap van deze schipper!

Door het gaatje, dan iets oploeven en in een lange slag naar Brighton. Wij hebben de motor bij en al motorzeilend zijn we er in een paar uur. Bekend terrein. We liggen voorin, net achter de breakwater, en zien de zeilboten een voor een binnen komen. Langzaam wordt het laag water, stroom de haven leeg en wordt ook het passantendeel ondieper. Totdat de laatste schepen vastlopen in de modder en met lange lijnen op de naar de wal getrokken moeten worden. Ondanks de breakwater rolt het alle kanten op en we zijn dan ook blij dat we van de wind af tegen de steiger liggen. Toch wat rustiger.
Met Rutger en Sophie wandelen langs de boulevard naar het centrum. Een leuke wandeling, bij de monumentale pier steken we over en zijn direct in het gezellige stadscentrum. Beetje rondslenteren, dan een heerlijk biertje in een mooie pub. Op de televisie komen alle brandhaarden van de wereld langs. Het is een lange rij, de wereld staat op teveel plekken in brand.
We dachten in Brighton onze vrienden Hans en Gea te treffen met hun zoon Ruben. Zij zijn met hun zeiljacht eaSea net een paar uur eerder vertrokken dan dat wij aankomen. Jammer, maar wel te begrijpen. Zij hebben hier tijdens de storm gelegen, vier dagen lang en waren het hier dus wel een beetje zat. Groot gelijk dat ze zodra het kon naar Eastbourne zijn vertrokken. Wij volgen ze een dag later. ’s-Avonds hebben we nog een buurman gekregen, een solozeilende Deen. Hij vraagt hoe laat we de volgende dag willen vertrekken. Rond acht uur, zeg ik, zonder over het tij en de stroom nagedacht te hebben. Geen probleem, zegt ie. En inderdaad, al voor half acht de volgende ochtend hoor ik hem bezig. Echter. Laag water is om half negen en hij ligt met zijn kiel in de modder. Wat hij ook probeert, meer dan een paar decimeter beweging zit er niet in. Wij ontbijten in het zonnetje in de kuip. Daarna helpen we de buurman met de nodige moeite op weg. Trossen los en dan zijn ook wij weer onderweg. De wind is zuidwest, onze koers is zuidoost, dus ruime wind, een heerlijke koers om lekker te zeilen. Voorbij de Seven Sisters en dan ronden we Beachy Head en komt de Sovereign Harbour van Eastbourne in zicht. Voor we de sluis in lopen horen we een schelle fluit op de kant; het welkom van onze vriend Hans. Even later liggen we met drie boten naast elkaar en genieten we van het hartelijke welkom.

Met onze neus in de boter: een vliegshow in Eastbourne
In de middag fiets ik met Hans naar Eastbourne. Hele week is daar een vliegshow en terwijl we langs de boulevard fietsen, worden we verrast door een donderend geweld van achter: In een keer zitten we midden in de vliegshow van de Red Arrows. Dit blijkt het beste showteam ter wereld te zijn en zij voeren hier voor onze neus een spectaculaire show op. Het lijkt wel of ze het speciaal voor ons doen, met rode, witte en blauwe rook boven elkaar. Ze vliegen in formatie alsof het met passer en liniaal is uitgetekend. Even later vliegen alle negen straaljagers verschillende richtingen uit. Recht omhoog, links, rechts. In no-time zijn ze allemaal uit zicht. Even later komen ze een voor een van links en rechts, recht op elkaar aan. Ze passeren elkaar slechts meters bij elkaar vandaan en bij het passeren wisselen ze de kleur van hun rook. Van rood naar blauw en van blauw naar rood. Een half uur lang gaan ze door, onder toeziend oog van heel Eastbourne. Een geweldig spektakel onder een heerlijk zonnetje.




Met z'n tienen in de kuip eten, best leuk
s-Avonds valt er af en toe een bui. Met z’n tienen zitten we hutje-mutje in de rondte in de kuip van de Brandaen. De helft onder de buiskap, een paar onder een extra paraplu en een paar in de drup. Twee Cobb's op de vingersteiger, gevuld met kippenboutjes en heerlijke worstjes. Lekkere salade erbij. Heerlijk gegeten in een supergezellig kluitje. Koffie met versgebakken brownies toe. Perfect.







Mooi. De Seventy-7 lijkt op de vlucht
We besluiten door te gaan naar Dover. De wind en de stroom zijn precies goed en voor een dag later is de voorspelling veel minder: weer een stevige depressie met (te) veel wind. Om half tien dus door het sluisje en dan in colonne richting Dover. Grootzeil op, Genua erbij. Even later Genua weer weg en… gennaker op. Voor het eerst deze reis. Een heel gedoe om dat ding vanuit het vooronder te hijsen. Een lap zeil, maar als hij eenmaal staat is het wel mooi. In no-time lopen we zeven knopen over de grond en acht door het water. De gennaker staat heel stabiel en we gaan als een speer. Bij Dungeness moeten we oploeven en gaat de gennaker eraf. Achter ons stapelen donkere wolken zich op en even later zitten we midden in een zware plensbui. De wind draait verder door en zeilen we scherp aan de wind. In de verte doemen de krijtrotsen van Dover al op. Achter ons blijven de wolken dreigen dat levert mooie plaatjes op met een zwarte zee, een zwarte lucht, een streepje licht ertussen en daarin de Seventy-7.

Het is jaren gelden dat we Dover hebben aangedaan. Een drukke haven met veel aankomen de en vertrekkende ferries. We roepen Port Control op en krijgen toestemming de haven binnen te varen en richting marina te gaan. We varen langs giga-cruiseschepen en dan gaan we rustig de marina in en even later liggen we vast. Aan bakboord komt de Seventy-7, aan stuurboord de eaSea. Borrelen en verse vis op de Cobb.

maandag 11 augustus 2014

Severe gale force nine

Een stevige depressie komt vanuit het westen naar Ierland en dan richting Noord-Engeland en Schotland. Tegelijk trekt een tweede depressie van Noord-Frankrijk naar de Noordzee en diept uit. Het zeeweerbericht maakt er elke drie uur melding van en de bijbehorende voorspellingen zijn voor het eerst deze reis niet florissant.

Met prima weer zeilen we van Poole via de smalle doorgang bij  Hurst Castle naar Yarmouth. In het gaatje stroomt het weer als een gek en gaan we tien knopen over de grond. Honderd meter voor ons zeilt de Ooste Winde, ook uit Den Osse. Achter ons de Seventy-7. Drie Ossenaren op een rij! De Ooste Winde draait bakboord uit naar Lymington, wij gaan voor Yarmouth waar we een rustige nacht aan de steiger liggen. Vlak bij de Still got the Blues, ook uit Den Osse. Dan door naar Beaulieu River, een heel mooie rivier en diep landinwaarts een prima beschutte plek om de storm af te wachten. Vanaf de Solent naar de rivier ligt er een bar, een zanddrempel die door het voortdurend langsstromende water bij de ingang wordt opgeworpen. Ervoor en erna is het diep, maar zo’n bar is letterlijk een barrière. Goed sturen en op het juiste moment passeren, is het devies. Altijd een beetje spannend. We zijn met stroom mee vertrokken, hoeven maar een klein stukje te varen, maar het laatste stukje hebben we alweer ruim twee knopen tegen.
In één keer midden in de bossen, heerlijk wandelen
De drempel over en dan slingeren we over veel rustiger water de rivier op en het binnenland in. Na de eerste bocht beginnen de moorings. Veel bezet maar ook nog genoeg lege ertussen. Wij gaan verder door, we willen verderop beschut tussen de bomen liggen. Een flink aantal kronkels verder bij Buckler’s Hard vinden we een mooie plek aan een drijven de ponton. Met water en met elektriciteit. Wat wil je nog meer?

Nu komt het water bij vlagen met bakken naar beneden en giert de wind rond de mast. We rollen niet te veel, de wind is tamelijk recht op kop. Alle fenders hebben we tussen het schip en de ponton opgehangen. Er kan weinig mis gaan. Buiten staat in elk geval al windkracht 8, vanmiddag neemt de wind nog verder toe. Voorlopig gaan we niet weg. Tijd voor het museum op Buckler’s Hard. Hier werden in de zeventiende en achttiende eeuw tientallen Engelse oorlogsschepen gebouwd. De rivier lag erg beschut en in de omgeving groeide prima eikenhout. Beaulieu River en het dorpje Beaulieu iets verderop liggen immers midden in het grote bos New Forest.

Typical English, thea with scones. Lovely!
Koffie op, zeilbroek aan, rubberbootje leeg gehoosd, fietsjes en wij erin en dan tuffen we met een slakkengangetje tegen de wind en de golven in naar de aanlegplaats voor dinghy’s. Het water klotst over de tubes van de rubberboot. De zeilbroeken houden onze spijkerbroeken droog. We klauteren op de steiger, zeilbroeken uit en dan fietsen we kwiek en droog naar het museum.



Buckler's Hard, twee rijen huisjes, een brede laan,
met uitzicht op de rivier
Het museum vertelt het verhaal van Buckler’s Hard en de scheepsbouw voor de Engelse oorlogsvloot. Deze plek heeft open toegang tot de beschutte Solent en ligt ver stroomopwaarts in het bos. Water en een overvloed aan bomen bij de hand. In het museum zie je aan de hand van tekening hoe bomen op hun vorm werden geselecteerd voor bepaalden onderdelen. Spanten, de kielbalk, het grootste deel werd al bepaald voordat de boom werd gekapt. Dan twee jaar drogen en daarna begon de verwerking. Grote aantallen scheepstimmerlieden en andere vakmensen werkten hier in dagloon. De oorlogsschepen werden min of meer als casco opgeleverd aan de Navy. Die zorgde vervolgens voor een ploeg die het schip te water liet en over de rivier en de Solent naar Portmouth versleepte. Daar vond de afbouw plaats en later werd daar ook de onderkant voorzien van koperen platen tegen aangroei en paalwormen. Beroemde of beruchte schepen van de vloot van admiraal Nelson werden hier gebouwd, inclusief zijn lievelingsschip de Agamemnon. Met onder andere dat schip versloeg Nelson de vloot van Napoleon Bonaparte en voorkwam daarmee dat Engeland in Franse handen viel.

Severe gale force nine volgt in het Kanaal in de loop van de middag. Bij ons is het gelukkig iets minder door alle beschutting. Eerst maar tegen de wind in fietsen we samen met Micheline en Hans richting Lymington. Bossen, hoge weggetjes en weilanden wisselen elkaar af. Een enkele auto of fiets komt ons tegemoet, verder overheerst de rust. De wind ruist door de bomen en boven ons schieten af en toe flinke wolken voor de verder overvloedige zon langs. Een mooi spel van licht en schaduw.  

Het New Forest is een bebost natuurgebied in de vorm van een driehoek, ik schat zo’n tweehonderd vierkante kilometer groot. Met daarin een heleboel dorpen en dorpjes, maar geen steden. Veel loofhout, maar ook coniferen, heide en rododendrons. Wij fietsen naar East Boldre, dan richting Norley Woods. Dan gaan we van de asfaltweg af en rijden helemaal over bospaadjes. De weg kwijt natuurlijk en drie keer in de rondte gefietst. Dat geeft niet, want het blijft hier gewoon mooi. Alle huizen hebben een zwaar wildrooster voor de inrit of een stevig hek. Dat is wel nodig ook, want overal lopen koeien en paarden los. We fietsen over het uitgestrekte landgoed van de graaf Lord Montagu. Ik vermoed dat hij zijn landgoed mede onderhoudt door deze koeien en paarden hier te laten lopen. Scheelt een heleboel onderhoud en levert nog wat op ook. Het is wel een beetje een vreemd gezicht om een stuk of zes paarden met veulens los op straat te zien staan. Gewoon omheen fietsen.

Om over na te denken. Pakkende tekst
Terwijl we hoog boven de Solent fietsen passeren we een breed weiland dat naar het water afloopt en uitzicht geeft op de witte schuimkoppen op het water. Vanaf hier zien we dat er een stevige zee staat. Het grasveld blijkt in de Tweede Wereldoorlog het vliegveld Forest Fields te zijn geweest. Twee start- en landingsbanen haaks op elkaar, meer dan duizend man personeel en een groot aantal vliegtuigen. Hier vandaan vertrokken grote aantallen vooral bommenwerpers om het Kanaal over te steken voor gevaarlijke missies. Op een eenvoudig monumentje staat een gedicht van ene Michael Renyard. Als ik dat tot me laat doordringen krijg ik kippenvel, ondanks het lekkere zonnetje.


Verdiend na zo'n fietstocht. Heerlijk koud Carling dit keer
Na een paar uur fietsen vinden we dat we wel een biertje hebben verdiend. Op Buckler’s Hard staat prominent The Master Builder’s House Hotel. In het eerste huis vanaf de waterkant woonde destijds de scheepsbouwmeester. Dat huis is nu een hotel en daar strijken we na onze fietstocht neer. Het is een wirwar van kleine kamertjes, allemaal leuk authentiek ingericht met beklede zetels en zware tafels. In no-time zitten we alle vier op internet, want dit is een van de weinig plekken in dit uitgestrekte bos waar we in kunnen loggen. Het password is heel toepasselijk henryadams, dat was de belangrijkste scheepsbouwmeester die jarenlang in dit huis woonde.

Hans en Mich in hun dinghy, het standaard vervoermiddel 
hier van de pontoon naar de wal
De zon schijnt nog steeds overvloedig en terug aan boord genieten we van thee met versgebakken koeken van Annabel. Daarna een heerlijke maaltijd op de Seventy-7, eendrachtig en in goede samenwerking bereid door alle andere bemanningsleden. Hulde!



vrijdag 8 augustus 2014

Ruim om Portland Bill, close langs St Alban’s Head

Linksom of rechtsom, bij een rondje Engeland staan in alle gevallen een flink aantal beroemde en beruchte kapen op het programma. Eerder al passeerden we Rattray Head in het noordoosten, een paar dagen geleden Land’s End en vandaag staat Portland Bill op het programma.

Portland Bill is zo’n beruchte kaap. Op de kaart vind je hem zo’n beetje middenonder aan de Engelse zuidkust, links van Wight. Op de kaart zie je de Bill dan liggen onder aan het puntje van de in zee stekende landtong waarop ook Portland en iets hoger Weymouth liggen. Met links en rechts ervan twee grote, halfronde baaien. In het westen Lyme Bay en in het oosten Adamant Shoal. Volgens de pilot van het gebied en op de getijdenkaarten zie je dat aan beide kanten van de landtong de stroming elk ongeveer negen uur lang zuidgaand is. Dus links en rechts van de landtong stroomt het water naar het zuiden, terwijl iets verder zuidelijk de hoofdstroom van het getij in het kanaal oost-west is. De grote waterstromen uit beide baaien komen bij Portland Bill bij elkaar, precies op een plek waar de onder water doorlopende rotsen relatief ondiep zijn. En iets naar het oosten liggen dan ook nog de ondiepe Shambles. Al deze ingrediënten bij elkaar zorgen in de Bill voor  op z’n minst roerig water. De zuidgaande stromen botsen tegen elkaar en samen duiken ze haaks in de grotere getijstroom in het kanaal. De stroomsnelheden lopen op en gaan op bepaalde momenten boven de vijf knopen: The Race! Daar moet je in elk geval niet tegenin willen zeilen of motoren. De pilot adviseert om een afstand van vijf mijl uit de landtong aan te houden. De zuidgaande stromingen zijn tot zes mijl op zee merkbaar. Een alternatief is om vlak, dat wil zeggen een paar honderd meter, onder de kust door te varen Daar is een smal gaatje dat met rustig weer bevaarbaar is.

Vissers kom je overal tegen en ze slingeren vaak alle
 kanten op. Deze heeft zijn netten gelukkig nog
Wij vertrekken vanuit Brixham naar Weymouth. Daarvoor steken we de Lyme Bay over, een tocht van zo’n veertig mijl voordat we bij Portland Bill zijn. Bij vertrek horen we via de marifoon dat op onze route een visser stuurloos ronddobbert en dat hij zijn visnetten heeft verloren. Hele lange drijven de visnetten. We verifiëren de positie van de netten nog een keer bij de Coastguard, want we willen niet nog een keer ook zelf ronddobberen. De oversteek gaat prima. Ruime wind, iets te weinig dus de motor rustig bij. We nemen het zekere voor het onzekere, ook al is het rustig weer, en gaan met een ruime boog om Portland Bill heen. We varen op een mijl of vier van het uiterste puntje langs de landtong en vallen dan af richting East Shambles. Ondanks die afstand merken we het effect van de Race. Kwamen de golven eerder tamelijk constant stuurboord achter binnen, nu klotst het alle kanten op. En om ons heen welt het water alsof het uit een sluis spuit. Een hele grote dan wel. We hebben de stroom stevig mee en gaan tussen acht en negen knopen over de grond. Het eerste stuk stond de stroom nog tegen, maar met de hulp van deze stroom zijn we toch nog snel in Weymouth. Alles bij elkaar een mooie tocht van zo’n 55 mijl.

Eten, bijkletsen en drinken in de pub. We genieten 
In Weymouth dirigeert de harbourmaster ons naar een rijtje schepen dat langs de kade is afgemeerd. We liggen als zesde in de rij!! We hebben de hele reis nog niet tegen anderen gelegen, een keer in Oban uitgezonderd. Nu komen we weer in het drukkere gebied met drukke jachthavens. Op het moment dat we bij de aangewezen buurman vastmaken horen we vertrouwde stemmen ons verwelkomen. Vlak voor ons liggen Micheline, Hans en Annabel met de Seventy-7. We wisten dat we ze hier zouden ontmoeten, maar hadden ze niet pal voor onze boeg verwacht. Het is een hartelijk weerzien met vertrouwde vrienden.
Drie jaar geleden hebben we samen de Engelse zuidkust en de Kanaaleilanden bezeild. Toen waren onze vrienden Hans en Gea bij ons aan boord. Nu zeilen ook zij ons tegemoet met hun eigen zeiljacht eaSea. Het wordt ongetwijfeld gezellig. In Weymouth zoeken we samen een pub in het gezellige oude centrum, drinken een biertje en gebruiken een barmeal. Alle tijd om bij te kletsen en dat doen we dan ook.

Lulworth Cove, een tot de verbeelding sprekende ankerplek
Op mijn verlanglijstje voor dit rondje Engeland staat ook ankeren in Lulworth Cove. De kaart die ik eerder noemde komt daarbij ook nog even van pas. Lulworth Cove ligt een mijl of zeven oostelijk van Weymouth. Je vaart dan langs een hoge krijtkust met daarboven weilanden met koeien en goudgeel graan. Plotseling is er in die hoge kust een klein smal gaatje van zeventig meter breed. Daarachter ligt Lulworth Cove: een rondje binnenbaai met rondom steile rotsen en aan een kant een wat glooiender landschap. Alles bij elkaar met een diameter van misschien tweehonderd meter. Een idyllisch plekje. Nadat we de boordvoorraden hebben aangevuld vanuit de supermarkten van Weymouth, varen we met een licht windje en in de volle zon de ampele mijlen naar de Cove. We genieten van de rust op het bijna rimpelloze water. Het is dat we in de verte een motorboot 'in de rotsen zien verdwijnen’, anders hadden we niet geweten waar we Lulworth Cove hadden moeten zien. Nou ja, de allesziende GPS wees ons natuurlijk de weg, maar dit speciale binnenmeertje herken je niet als je een stuk op zee langs de kust vaart.

We varen rustig naar binnen. De Seventy-7 ligt er al; Hans en Micheline zijn vanochtend om vijf uur meegegaan met de stroom zeilers die op dat tijdstip met het tij mee vanuit Weymouth de Portland Bill ging ronden. Alleen gingen zij naar het oosten en waren al heel vroeg in Lulworth Cove. Wij ankeren naast hen, proberen beide schepen aan elkaar vast te knopen. Dat gaat niet lekker: in- en uitstomende ribs maken steeds zoveel golfslag dat het een wringende boel wordt. Dus ieder op eigen anker. Zwemboek aan en heerlijk zwemmen. De temperatuur van het water is heerlijk en het is goed helder. Gecontroleerd of de ankers goed liggen, toch altijd even checken…
Even richting zoeken en klauteren om daarna mooie
foto's te maken
Na de lunch brengt Ermi me met de bijboot naar de kant. Daar is het een gezellige drukte van belang. Lulworth Cove is een populaire bestemming voor dagjesmensen. Gewapend met fototoestel klauter ik omhoog om van bovenaf foto’s te maken van de Cove en onze boten. Je zou zo zeggen dat het een tropisch paradijs is.
Met het laatste stukje van de vloedstroom varen we aan het einde van de middag naar Poole. We ronden St. Alban’s Head. Ook een beruchte kaap, maar met de ervaring van Portland Bill durven we het aan om een stuk dichter onder de kust te varen. Met nauwelijks wind en de motor zo’n beetje in stationair varen we een paar knopen door het water en gaan we op bepaalde momenten bijna tien knopen over de grond. Oeps, hier wordt weer veel water verplaatst. Het water klotst ook hier in volstrekt willekeurige richtingen. Omhoog, omlaag, voor, achter. Vreemd om te ervaren, bij deze omstandigheden eerder interessant om te zien dan angstaanjagend. Bij ander weer zou ik hier niet graag varen!

Old Harry met rechts daarvan Old Harry's Wife. Je moet er
maar op komen
Dan de hoek om en komt in de verte de grote binnenzee in zicht waaraan Poole ligt. We passeren een paar solitair in zee staande krijtpilaren: Old Harry en Old Harry’s Wife. Mooie namen hebben die Engelsen bedacht. Via een lang kanaal slingeren we de binnenzee op en meren af in Poole Quay Boat Harbour. We willen net naar binnen draaien als een giga-jacht van de kant losmaakt en de haven uitvaart. Het blijkt een spiksplinter nieuwe Sunseeker van een heel grote maat te zijn. De Sunseeker werf ligt pal aan de overkant van het water. Deze jachthaven wordt gebruikt voor de overdracht aan de welgestelde eigenaren. Dit exemplaar is al snel zo’n veertig meter. Ze maken ze hier van veertig tot 155 voet.


We sluiten de dag af met schitterend vuurwerk, recht voor onze deur
Even later hebben we een plek op een kopsteiger. Rechts voor de plaats waar in de avonds vuurwerk wordt afgestoken vanaf een barge. Meer eerste rang kunnen we niet zitten. Het wordt ook nog een mooi vuurwerk. We genieten. Applaus.

maandag 4 augustus 2014

De rivieren van Zuidwest-Engeland


Falmouth, Dartmouth, Exmouth, Plymouth, Weymouth en ga zo maar door. Allemaal plaatsen en plaatsjes aan de Engelse zuidkust en allemaal aan de monding van een rivier of riviertje. Falmouth aan de Fal, Plymouth aan de Ply. En dan nog een aantal zonder Mouth. Zoals Fowey en River Yealm. En allemaal even mooi.

De zuidkust voorbij Wight is mooi. Dat wisten we al, uit verhalen van andere zeilers en uit artikelen in onze ‘vakbladen’. Met eigen ogen hadden we daarvan nog niet eerder iets gezien. Bij een ‘rondje Engeland’ kom je er vroeg of laat aan voorbij. Voor ons is dat nu het geval; en we genieten er met volle teugen van.
Dat begon al bij het binnenlopen van Falmouth. Alles draait daar om nautische activiteiten. Het is een aaneenschakeling van marina’s, moorings met een grote diversiteit aan schepen erachter en daar tussendoor ook nog geankerde schepen. Het stadje zelf bruist van de toeristen en de ‘bootjesmensen’. In de monding van de Fal komen verschillende breed uitwaaierende riviertjes bij elkaar en in elk daarvan is het tafereel hetzelfde. Met Falmouth als centrum.

De pub tegenover de marina in Falmouth heeft een correcte 
naam
Wij doen een paar boodschapjes. Wat verse spullen en twee nieuwe fenders. Twee exemplaren van onze aloude voorraad hebben het begeven toen ze twee dagen geleden de Brandaen een dag lang van de kademuur in St. Ives hebben gehouden. De mosselen en pokken op de muur waren zo scherp dat ze door het dikke kunststof sneden. Die twee fenders hangen er nu slapjes bij. Maar ze hebben hun werk goed gedaan! Twee nieuwe dus, net nog een maatje dikker.

In Falmouth maken we met plezier ook nog gebruik van een andere faciliteit: de pub. We strijken aan het einde van de middag neer in een van de pubs aan de waterkant, net op het tijdstip dat lokalen en bootjesmensen daar om de bar verzamelen voor de vrijdagavondpint. Schitterende pub met zo’n beetje elke vierkante decimeter van alle wanden behangen met foto’s uit vervlogen tijden en kleine prullaria. Een gezellig geroezemoes en een prima plek om in een hoekje met uitzicht op de haven het blog bij te werken en een beetje te what’s appen met Hans van de eaSea en Hans van de Seventy-7. Beiden onderweg langs de zuidkust in westelijke richting. Over een paar dagen ontmoeten we elkaar en varen dan verder samen op.
We hebben nog even de tijd en willen het nodige van dit deel van de kust zien. Dus de volgende tocht gaat naar Fowey, twintig mijl verderop. De wind is uit het westen en we varen dus heel ruim, lekker zeilend zijn we er in een paar uur. Weer een kaap met de nodige ondiepten ervoor gerond. Het laatste rak van de kaap naar de ingang varen we halve wind, windkracht vier à vijf. Nou, beter kun je het voor de Brandaen niet hebben. Met volle zeilen –grootzeil, fok en kluiver- dendert ze door het water. Een paar andere zeilers voorbij die met deze wind en deze koers af en toe uit het roer lopen. Brandaen niet, die geniet hiervan. Op andere koersen is het geen snel schip, maar bij deze wind…

Een zeilwedstrijd voor de kuip, nog spannend ook!
Fowey is een klein plaatsje tegen de westoever van deze riviermonding. De ingang is redelijk smal, daarna wordt het water breder en rustiger. De harbour master wijst ons via de VHF een mooring en in eendrachtige samenwerking lukt het ons daar in een keer aanvast te maken. We liggen. In het centrum van de zeilwedstrijd die even later start en zich zo’n beetje rond onze kuip afspeelt. Kleine, open gaffelgetuigde boten met enorm veel zeil. Het waait stevig en aan de wind gaan ze echt meer dan 45 graden schuin. Met hun diepe S-spant hebben we veel gewicht onderin dus ze blijven overeind. Ze varen misschien wel tien rondjes bij ons langs en langs de kade van Fowey. Als we met de rubberboot naar de wal varen gaan we er met een grote boog omheen. We willen de wedstrijd niet verstoren. 
Mooie wandelpaden met schitterend uitzicht
We slenteren door het stadje, maken een stevige wandeling over het coastal path naar het westen en eindigen … in de pub. Geen verkeerde combinatie van activiteiten, toch. Naderhand maken we met ons rubberbootje met 2 pk buitenboord een tochtje verder de rivier op. Heel veel verder gaat niet, want daar stopt het al. Bijzonder mooie omgeving hier.

Dat het nog mooier kan zien we een dag later op River Yealm, opnieuw ongeveer twintig mijl verder richting huis. Als we rond acht uur vertrekken is het heel rustig rond de mooring in Fowey. Stationair motoren we naar buiten en komen langzaam in meer golfslag. De wind is westzuidwest, net iets teveel west om lekker te varen. We rollen en waggelen dus, maar de tocht is niet lang. Net voorbij de baai van Plymouth ligt goed verscholen de ingang naar Yealm. Rustig aanvaren op een koers van 30 graden naar de kerk van een dorpje in de verte, dan honderdtwintig graden stuurboord uit, zo’n beetje recht op hoge rotsen af. Daaronder liggen twee rode boeien. Je moet tussen de rotsen en de boeien door, voorbij de boeien ligt een sandbar, die alleen op dit stukje wordt weggehaald. Meteen na de tweede rode ton weer honderdtwintig graden naar bakboord. Gelukkig staan er twee geleidetekens op de rotsen. Dan het midden van de rivier houden. Zo slingeren we naar binnen. Daar is het een drukte van belang. Niet zozeer met mensen, danwel met boten en bootjes. De hele rivier ligt vol moorings en aan bijna elke mooring een bootje. We kunnen het vaarwater eigenlijk niet onderscheiden. Ergens tussen al deze drukte liggen drie moorings voor visitors. En verderop een paar drijven de pontons waar je kunt afmeren. Wij pikken een vrije visitorsmooring op. Die kan vijfentwintig ton houden. Dat past.

Hét vervoermiddel op de rivieren, de dinghy. Hier een heel cluster voor
het Yealm Hotel
Het is hier anders dan in Fowey. Veel steiler en compacter, met zwaar begroeide hellingen. Samen met het heldere water en de heerlijke zon lijkt het wel een tropisch paradijs!
De wind volgt de rivier en waait zo naar binnen. Normaliter waai je aan een mooring met de kuip van de wind af. Het is echter afgaand water en dat trekt zo aan de boot dat de kuip toch aardig in de wind ligt. Ermi ligt zo’n beetje voor het eerst wat te zonnen, ik doe wat achterstallig schilderwerk.
Thee met een koekje en dan is het tijd om de rubberboot op te pompen en aan wal te gaan. Dat gaat snel. De havenmeester wijst ons de weg naar het dorp en dat levert opnieuw een leuke wandeling op naar Newton Ferrers. Naarmate we verder komen daalt het water verder en valt de rivier droog. In het dorpje kunnen we over een soort betonnen trottoir naar de overkant van de rivier lopen, naar Noss Mayo. Zonder modder aan onze schoenen te krijgen. 
De oversteekplaats van Newton Ferrers naar Noss Mayo
Met een lange boog komen we terug in Newton Ferrers en belanden daar in The Yealm Yacht Club. Ik schrijf ons in in het gastenboek, we drinken een biertje en kunnen weer eens internetten met volle snelheid.


Morgen naar Dartmouth, is het plan. Een volgende pittoreske halteplaats. Bij regen en in andere jaargetijden zal het er hier allemaal best wat minder florissant uitzien, maar onder deze omstandigheden. Perfect.




De invaart van Dartmouth

vrijdag 1 augustus 2014

Rond Land's End !

Het avontuur met het visnet hebben we overleefd. Achteraf een belevenis, op het moment dat het gebeurt: balen. Nu aan de mooring in de mooie baai van St. Ives kijken we toch met voldoening terug op de afgelopen dag. Zelf op tijd goed gereageerd, zeer adequate reactie van de Coastguard en de RNLI. En een ervaring rijker met droogstaan tegen de kade. Dat kan de Brandaen dus ook.

Terwijl wij aan de mooring op ons gemak een maaltje koken, wordt om ons heen een avondwedstrijdje gezeild. Een stuk of vijf rondjes varen ze met diverse type zeilbootjes om onze boot. Daarna terug naar de haven en daar worden ze afgefloten. Gemakkelijk als je het ruime water zo recht voor de deur hebt.
De rustige mooring blijkt ’s-nachts nogal beweeglijk. Het restant van de swell van de Atlantische Oceaan rolt de baai in en zorgt ervoor dat we continu van links naar rechts rollen. Ik weet niet hoe ik moet gaan liggen om een beetje stabiel te blijven. We zijn blij als het ochtend is en we kunnen vertrekken.

Een roerige zee bij het verlaten van de baai van St.Ives
De rustige constante swell in de baai blijkt met een westelijke wind daarbuiten een roerige zee te veroorzaken. Zeker nu we met afgaand water de stroom mee hebben en de wind tegen. Ongeveer twintig mijl moeten we daar tegenin boksen. Het eerste stuk is pittig, dan wordt de golfslag iets langer en slalommen we secuur tussen de boeitjes boven de kreeftenkorven door. We willen niet opnieuw een lijn of iets dergelijks in de schroef.


Land's End, een tot de verbeelding sprekende kaap
De Little Carracks voorbij, dan The Wra or The Three Stone Oar. Bakboord uit volgen dan de Brisons. De koers wordt steeds beter bezeild. Op de plotter zie ik dat we veel dichter onder de kust varen en kunnen varen dan ik eerder als route heb uitgezet. We zien een mooie traditionele klipper tussen Land’s End en The Longships doorvaren. Als hij dat kan, kunnen wij het ook. Het gaatje is niet breed, maar voert wel pal langs Land’s End.
We ronden de meest westelijke kaap van ons rondje Groot-Brittannië! Een hoge rots met bovenop een groot hotel. Mooie plek.

Dan langs Gwennap Head en de zuid-kardinaal die daaronder ligt. Een gebied met eddies en overfalls, roerig water dus. Maar we hebben nog steeds stroom mee en het schiet goed op. De zon schijnt. In het verre westen verschijnen wat donkerdere wolken aan de horizon. We varen Mounts Bay met Penzance voorbij en zetten in een keer koers naar Lizzard Point, een van de beruchte kapen van de UK. Met dit rustige weer is er geen vuiltje aan de lucht en met voldoende afstand tot de rotspunten voor de kust zeilen we eromheen. Goed op blijven letten want om de haverklap liggen er rotspunten die net wel of net niet boven water uitsteken. Het gaat allemaal goed en dan komt Falmouth snel in zicht.

De achterbuurman, zo'n honderdvijftig voet lang...
In zeilerskringen is Falmouth een begrip. Eigenlijk iedereen die voor een grotere zeilreis over de Atlantische Oceaan vertrekt of daarvan terugkomt, heeft Falmouth als laatste respectievelijk eerste haven in dit deel van de wereld. Hier doe je je laatste boodschappen, koop je nog apparatuur die je toch nodig denkt te hebben, haalt een paar keer diep adem, en vertrekt dan voor de reis van je leven. En na een rondje Atlantisch of een wereldomzeiling is dit ook de plaats waar je Europa weer binnenkomt.
De monding van de rivier de Fal is een groot beschut ankergebied met talloze moorings, marina's en ankerplaatsen. Groot en klein ligt hier broederlijk door elkaar. Wij leggen aan in de marina van Falmouth, met achter ons een zeiljacht van dik vijftig (!) meter en voor ons een jacht van zo’n dertig meter. We zijn in goed gezelschap dus. Alleen hebben zij professionele en betaalde bemanning. Wij gelukkig niet. Even later zoeken we een gewone box op en voelen we ons beter op onze plek.

In tegenstelling tot gisteren slapen we heerlijk rustig, we liggen als een huis. Als we wakker worden is het een grauwe bewolkte dag. Een van de eerste deze reis. Wij vinden het niet erg: tijd om de boot onderhanden te nemen. Laarzen aan, korte broek en dan met de waterslang en de schrobber aan de slag. We wassen al het zout van het schip en zien de Brandaen opknappen. We hebben eer van ons werk en verdienen de koffie daarna. 

Uitzicht over de beschutte maar drukke ankerplaats voor Falmouth
Dan omkleden en in de tegen door Falmouth. Een mooi en druk toeristenplaatsje met op heel veel plekken uitzicht over de baai met tientallen gemeerde schepen. Werkelijk een mooi gezicht.

Bij de chandler kopen we twee nieuwe fenders. Twee stuks hebben de scherpe mosselen tegen de kade bij St. Ives niet overleefd en hangen er sindsdien slap bij. Geen gezicht, dus twee nieuwe. En dan, is het tijd voor de pub. Dat hebben we al een paar dagen gemist. Het is vrijdag einde van de middag en dus gezellig druk. Thuis komen we nooit in een kroeg, hier is het elke keer een leuke belevenis. Rondkijken, praatje maken, beetje appen in de chatgroep Adamas. Dan lekker eten koken aan boord. Garnalencocktail, gebakken kabeljauw met peultjes, chocolademouse. Feest in Falmouth. Vakantie.