Dinsdag. Vandaag
is Marike jarig. Overmorgen Rutger. En wij zitten op zee. In het Saint George’s
Channel om precies te zijn. Dat is de brede zeestraat tussen het zuidoosten van
Ierland en Wales. Ik schat zo’n honderd kilometer breed. Wij varen in de
lengterichting met de grote scheepvaart mee. Van Arklow richting Land’s End.
Volgens de plotter nog achttien uur te gaan. Ik denk iets
langer want de stroom begint weer aardig mee te lopen en dus geeft de GPS aan
de plotter een grondsnelheid van ruim zeven knopen door. Met dat getal rekent
het apparaat. Zonder rekening te houden met de tegenstroom die we straks nog
zeker twee keer gaan krijgen.
Onderweg. Wel traditioneel rolpatroon, sorry |
Precies op het laagste puntje van het tij maken we los en
dus hebben we een minimale waterdiepte. Onze aankomst gistermiddag was ook op
laagwater en toen raakten we in de rivier vlak voor het visitorspontoon even de bodem. Vette modder, was mijn indruk, dus
op zich geen probleem. Nu zien of we die kunnen omzeilen. Dat lukt, we keren de
Brandaen voorzichtig honderdtachtig graden en motoren dan voorzichtig de
riviermonding uit waar Arklow aan ligt. Precies om 05.00 uur varen we tussen de
havenlichten door en zijn we op zee.
Onze Franse buren met hun Dufour 38,5 komen even later
achter ons aan. Zij gaan naar Wales, naar Milford Haven, een oversteek van een
ruime tachtig mijl. Wij hebben daar ook naar gekeken en twijfelen nog. Milford
ziet er niet heel aantrekkelijk uit en vanaf daar is het nog eens meer dan
honderdtwintig mijl de hoek om bij Land’s End naar bijvoorbeeld Falmouth. De
windverwachtingen voor dit stuk zee is voor de komende 24 tot 48 uur tamelijk
constant: west tot noordwest 2 tot 4. Daarom heb ik een tweede route uitgezet,
van Arklow richting Land’s End. In een rechte lijn is dat ongeveer 170 mijl.
Naar de Scilly’s een paar mijl verder. Met een gemiddelde snelheid van zes
knopen is dat in dertig uur te doen en komen we morgenochtend daar aan.
Inmiddels zijn we ruim negen uur onderweg en op eenderde van
de afstand. Eenmaal op zee was het zo rustig dat we de knoop hebben doorgehakt
en richting Land’s End koersen. Onze Franse buren zeilden achter ons langs op
een koers naar Milford. Nog lang zagen we hun zeilen tegen de bewolkte
ochtendlucht afsteken. Nu is het alweer uren erg stil om ons heen. Af en toe is
er iets meer wind en hoeft de motor niet al het werk te doen. Dan weer valt de
wind weg en klapperen de zeilen. Op het eerste stuk liep de stroom lekker mee, maar
in de loop van de ochtend veranderde dat en hadden we een hele tijd bijna drie
knopen tegen. Dat schiet niet op en dan moet je niet teveel op de plotter
kijken. Het voorspelbare ritme van eb en vloed betekent dat na ongeveer zes uur
het water weer gaat meestromen. En dus gaan we nu weer over de zeven. Met een
beetje goede wil komen we uit op een gemiddelde van zes knopen.
Gisteren hebben we vanuit Howth het gunstigste moment van
het tij afgewacht. We vertrokken rond twaalf uur en eenmaal buiten ging de
stroom vlot meelopen. Af en toe ook drie knopen mee en dus ruim negen knopen
over de grond. Dat schoot lekker op en al om vijf uur waren we in Arklow,
veertig mijl verderop. Een zonovergoten dag was het met een lekkere zeilwind.
Woensdag. Nu
liggen we schuin. Tegen de kade in St. Ives. Afgemeerd door de reddingboot die
ons op zee heeft opgepikt en naar hier heeft gesleept. Vanochtend vroeg, bij
het eerste ochtendgloren hoorden we plotseling een ander geluid van de motor en
de schroef.
Een visnet gevangen. De lijnsnijder op de schroefas heeft het grootste deel doorgesneden. Helaas net niet alles en dat blijft aan de schroef haken |
Shit, er zit iets in de schroef, was mijn eerste reactie. Motor in
de achteruit, misschien gaat het eruit. Weer in de vooruit maar niet meer dan
vijf knopen. Nog een keer in de achteruit, en pok.. de motor stopt ermee. Shit,
shit, we zitten net een paar mijl voor het begin van de shipping lane rond
Land’s End. Drukke scheepvaart dus. Er is veel golfslag maar nauwelijks wind.
Met het beetje wind zeilen we nog een stukje, maar met de sleep achter ons
hebben we nauwelijks vaart.
Ik roep Falmouth Coastguard op en we overleggen wat
te doen. De coastguard vraagt om koers te zetten naar St. Ives. Dat is aan de
noordkant van Cornwall, een droogvallende baai met middenin een lang
havenhoofd. We verleggen onze koers en zeilen zolang het kan. Kanaal 16 en 67
zijn stand-by voor overleg met de coastguard. De stroom hebben we eerst nog
mee, maar we zien die al snel afnemen. Dat betekent dat we straks naar buiten
worden gespoeld in plaats van naar binnen. Falmouth Coastguard heeft intussen
de reddingboot van St. Ives gewaarschuwd. Op de AIS zien we hem in de baai en
even later is hij met vijftien knopen onderweg naar ons. De reddingboot van de
RNLI neemt de communicatie over van de coastguard en vraagt ons de boot gereed
te maken voor het slepen. Alle zeilen weg, kuip opgeruimd.
The troops are coming in |
We rollen alle
kanten op en zijn in no-time beiden katterig. Dan is de reddingboot ter
plaatse, een grote boot, zeven bemanningsleden in stoere gele pakken en helmen
op. Ze maken een rondje, gaan aan bakboord voor ons leggen en gooien een dikke
sleeplijn over. Ik beleg die op de ankerlier, twee kikkers en weer teug naar de
ankerlier. De lijn wordt uitgevierd tot een kleine honderd meter en de sleep
begint.
Een lange sleeplijn is snel belegd, dan met ruim acht knopen naar St. Ives |
Acht knopen, negen in een surf van een golf achterop. Dat schiet lekker op. Goed sturen om mooi in lijn te blijven en het rukken aan de lijn zo beperkt mogelijk te houden. Even later hebben we de slag te pakken en stevenen we op St. Ives af. Dat blijkt een erg mooi en knus toeristenplaatsje te zijn. Helaas eigenlijk geen haven. Een mooie baai van een paar honderd meter breed valt helemaal droog. Middenin een havenhoofd waarachter de bootjes bij eb droogvallen en bij vloed beschermd liggen tegen de swell.
Vlak voor de baai
halen de mannen van de lifeboat de sleeplijn in. Met de nodige fenders ertussen
van twee kanten komen ze aan bakboord langszij. We maken voor en achter vast,
plus twee springen. Dan stoomt de lifeboat langzaam de baai in, vlak langs het
havenhoofd. Precies om de hoek legt hij ons tegen de hoge kade. Op verzoek van
de havenmeester zo ver mogelijk door, maar, helaas, we lopen al aan de grond en
liggen precies voor een brede trap muurvast. Lange lijnen voor en achter naar
de kade, zoveel mogelijk fenders tussen de kade en Brandaen. In no-time loopt
het resterende water weg en voelen we onze boot ietsie de bodem in zakken. Een
lijn met een grote lus erin om de mast en het andere einde stevig op de kade
zodat het schip tegen het havenhoofd schuin valt. En zo liggen we dan nu.
On the beach... |
Als het water eenmaal weg is kan ik gewoon via de trap die we blokkeren afstappen en rond de boot lopen. Gewapend met een scherp mes neem ik de schade op. Een restant van een vissersnet zit om de schroef gewikkeld. De lijnsnijder die daar op zit heeft heel wat doorgesneden, maar niet genoeg. Een hele tros hangt er nog aan. Het valt mee om die er af te halen en even later is de schroef en ook het roer weer vrij. Aan boord probeer ik of de motor weer start. Hij slaat gelukkig meteen aan. Nu wachten tot het water terug komt. Intussen kan ik mooi de waterlijn schoonmaken. Nog nooit al lopende kunnen doen.
Paul, de schipper van de reddingboot, komt nog even langs. Hij informeert of we in orde zijn. En benadrukt: ”Next time, don’t hesitate, just call. We are glad to come and help.” Bijzonder hulpvaardig. Hij vraagt nog of we er bezwaar tegen hebben dat ze foto’s en een video van de actie gebruiken. Natuurlijk mag dat.
Nadat ze ons hebben geparkeerd halen ze de reddingboot weer aan de wal. Dezelfde avond zien we ze opnieuw uitrukken en nog een jacht binnenslepen |
Vanaf goed drie uur komt het water op. Best snel. Zo dadelijk
drijven we weer. Zoals het hoort.
De RLNI (Royal National Lifeboat Institution) is de Britse variant van de KNRM. Beide zijn reddingsmaatschappijen die hun werk op het water doen. Grotendeels vrijwilligersorganisaties met een enkele beroepsschipper. Bij nacht en ontij (letterlijk) varen zij uit om hulp te bieden aan wie er dat moment op het water hulp behoeft. Of dat nu een motorstoring, een net in de schroef of een scheepsramp is. Goed georganiseerd, zeer goed getraind, uitstekend materieel. Zonder overheidssubsidie, ze doen het van financiƫle donaties! In St. Ives staat de reddingboot droog in een boothuis midden in het dorp.
Als ze uitrukken moet de ruim dertien meter lange boot (type Shannon, investering €2.500.000) met een truck op rupsbanden naar het water worden gereden en daar gelanceerd. Bij hoog water dicht bij de kade, bij eb eerst een eind over het strand. Starten en wegwezen. Wij zagen op de AIS ze kort in de weer in de baai en even later al met dik vijftien knopen recht op ons af stomen. Wij vonden het een knobbelige zee, voor deze mannen was het een gemakkelijk zeetje. Stel je voor dat je met zo’n boot deze zee op gaat bij windkracht negen, tien of meer. Zij doen het. Petje af. Dat loopt helaas niet altijd goed af, getuige de plaquette die bij de reddingsloods hangt: bij een uitruk in 1939 kwamen zeven redders van dit station om het leven. Respect.
De RLNI (Royal National Lifeboat Institution) is de Britse variant van de KNRM. Beide zijn reddingsmaatschappijen die hun werk op het water doen. Grotendeels vrijwilligersorganisaties met een enkele beroepsschipper. Bij nacht en ontij (letterlijk) varen zij uit om hulp te bieden aan wie er dat moment op het water hulp behoeft. Of dat nu een motorstoring, een net in de schroef of een scheepsramp is. Goed georganiseerd, zeer goed getraind, uitstekend materieel. Zonder overheidssubsidie, ze doen het van financiƫle donaties! In St. Ives staat de reddingboot droog in een boothuis midden in het dorp.
Als ze uitrukken moet de ruim dertien meter lange boot (type Shannon, investering €2.500.000) met een truck op rupsbanden naar het water worden gereden en daar gelanceerd. Bij hoog water dicht bij de kade, bij eb eerst een eind over het strand. Starten en wegwezen. Wij zagen op de AIS ze kort in de weer in de baai en even later al met dik vijftien knopen recht op ons af stomen. Wij vonden het een knobbelige zee, voor deze mannen was het een gemakkelijk zeetje. Stel je voor dat je met zo’n boot deze zee op gaat bij windkracht negen, tien of meer. Zij doen het. Petje af. Dat loopt helaas niet altijd goed af, getuige de plaquette die bij de reddingsloods hangt: bij een uitruk in 1939 kwamen zeven redders van dit station om het leven. Respect.
We drijven weer, liggen aan een mooring met uitzicht op het mooie plaatsje St. Ives |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten