vrijdag 1 augustus 2014

Many thanks to the men of the RNLI

Dinsdag. Vandaag is Marike jarig. Overmorgen Rutger. En wij zitten op zee. In het Saint George’s Channel om precies te zijn. Dat is de brede zeestraat tussen het zuidoosten van Ierland en Wales. Ik schat zo’n honderd kilometer breed. Wij varen in de lengterichting met de grote scheepvaart mee. Van Arklow richting Land’s End.

Volgens de plotter nog achttien uur te gaan. Ik denk iets langer want de stroom begint weer aardig mee te lopen en dus geeft de GPS aan de plotter een grondsnelheid van ruim zeven knopen door. Met dat getal rekent het apparaat. Zonder rekening te houden met de tegenstroom die we straks nog zeker twee keer gaan krijgen.

Onderweg. Wel traditioneel rolpatroon, sorry
Vanochtend iets voor vijven maakten we los van onze Franse buurman in Arklow. Toen we gistermiddag naast hem afmeerden was het eerste wat de schipperse ons toeriep: “We leave tomorrow morning early. At five o’clock”. En ik: “No problem, that’s a fine time to start”. En dus ging de wekker om 04.40, nadat de buurman gisteravond in zijn pyjama nog keer extra met Frans accent kwam zeggen: “Five o’clock British Summer Time” en daarbij zijn grote hand met vijf wijd uitgespreide vingers omhoog stak. Mooi gezicht: slobberige pyjamabroek, dito T-shirt, bruinverweerde halfkale kop met een brede grijze snor tot ver over zijn mondhoeken. 'Yes, yes, ofcourse, British Summer Time.”

Precies op het laagste puntje van het tij maken we los en dus hebben we een minimale waterdiepte. Onze aankomst gistermiddag was ook op laagwater en toen raakten we in de rivier vlak voor het visitorspontoon even de bodem. Vette modder, was mijn indruk, dus op zich geen probleem. Nu zien of we die kunnen omzeilen. Dat lukt, we keren de Brandaen voorzichtig honderdtachtig graden en motoren dan voorzichtig de riviermonding uit waar Arklow aan ligt. Precies om 05.00 uur varen we tussen de havenlichten door en zijn we op zee.
Onze Franse buren met hun Dufour 38,5 komen even later achter ons aan. Zij gaan naar Wales, naar Milford Haven, een oversteek van een ruime tachtig mijl. Wij hebben daar ook naar gekeken en twijfelen nog. Milford ziet er niet heel aantrekkelijk uit en vanaf daar is het nog eens meer dan honderdtwintig mijl de hoek om bij Land’s End naar bijvoorbeeld Falmouth. De windverwachtingen voor dit stuk zee is voor de komende 24 tot 48 uur tamelijk constant: west tot noordwest 2 tot 4. Daarom heb ik een tweede route uitgezet, van Arklow richting Land’s End. In een rechte lijn is dat ongeveer 170 mijl. Naar de Scilly’s een paar mijl verder. Met een gemiddelde snelheid van zes knopen is dat in dertig uur te doen en komen we morgenochtend daar aan.
Inmiddels zijn we ruim negen uur onderweg en op eenderde van de afstand. Eenmaal op zee was het zo rustig dat we de knoop hebben doorgehakt en richting Land’s End koersen. Onze Franse buren zeilden achter ons langs op een koers naar Milford. Nog lang zagen we hun zeilen tegen de bewolkte ochtendlucht afsteken. Nu is het alweer uren erg stil om ons heen. Af en toe is er iets meer wind en hoeft de motor niet al het werk te doen. Dan weer valt de wind weg en klapperen de zeilen. Op het eerste stuk liep de stroom lekker mee, maar in de loop van de ochtend veranderde dat en hadden we een hele tijd bijna drie knopen tegen. Dat schiet niet op en dan moet je niet teveel op de plotter kijken. Het voorspelbare ritme van eb en vloed betekent dat na ongeveer zes uur het water weer gaat meestromen. En dus gaan we nu weer over de zeven. Met een beetje goede wil komen we uit op een gemiddelde van zes knopen.

Gisteren hebben we vanuit Howth het gunstigste moment van het tij afgewacht. We vertrokken rond twaalf uur en eenmaal buiten ging de stroom vlot meelopen. Af en toe ook drie knopen mee en dus ruim negen knopen over de grond. Dat schoot lekker op en al om vijf uur waren we in Arklow, veertig mijl verderop. Een zonovergoten dag was het met een lekkere zeilwind.

Woensdag. Nu liggen we schuin. Tegen de kade in St. Ives. Afgemeerd door de reddingboot die ons op zee heeft opgepikt en naar hier heeft gesleept. Vanochtend vroeg, bij het eerste ochtendgloren hoorden we plotseling een ander geluid van de motor en de schroef. 

Een visnet gevangen. De lijnsnijder op de schroefas
heeft het grootste deel doorgesneden. Helaas net niet
alles en dat blijft aan de schroef haken
Shit, er zit iets in de schroef, was mijn eerste reactie. Motor in de achteruit, misschien gaat het eruit. Weer in de vooruit maar niet meer dan vijf knopen. Nog een keer in de achteruit, en pok.. de motor stopt ermee. Shit, shit, we zitten net een paar mijl voor het begin van de shipping lane rond Land’s End. Drukke scheepvaart dus. Er is veel golfslag maar nauwelijks wind. Met het beetje wind zeilen we nog een stukje, maar met de sleep achter ons hebben we nauwelijks vaart. 
Ik roep Falmouth Coastguard op en we overleggen wat te doen. De coastguard vraagt om koers te zetten naar St. Ives. Dat is aan de noordkant van Cornwall, een droogvallende baai met middenin een lang havenhoofd. We verleggen onze koers en zeilen zolang het kan. Kanaal 16 en 67 zijn stand-by voor overleg met de coastguard. De stroom hebben we eerst nog mee, maar we zien die al snel afnemen. Dat betekent dat we straks naar buiten worden gespoeld in plaats van naar binnen. Falmouth Coastguard heeft intussen de reddingboot van St. Ives gewaarschuwd. Op de AIS zien we hem in de baai en even later is hij met vijftien knopen onderweg naar ons. De reddingboot van de RNLI neemt de communicatie over van de coastguard en vraagt ons de boot gereed te maken voor het slepen. Alle zeilen weg, kuip opgeruimd. 
The troops are coming in
We rollen alle kanten op en zijn in no-time beiden katterig. Dan is de reddingboot ter plaatse, een grote boot, zeven bemanningsleden in stoere gele pakken en helmen op. Ze maken een rondje, gaan aan bakboord voor ons leggen en gooien een dikke sleeplijn over. Ik beleg die op de ankerlier, twee kikkers en weer teug naar de ankerlier. De lijn wordt uitgevierd tot een kleine honderd meter en de sleep begint.

Een lange sleeplijn is snel belegd, dan met ruim acht knopen
naar St. Ives

Acht knopen, negen in een surf van een golf achterop. Dat schiet lekker op. Goed sturen om mooi in lijn te blijven en het rukken aan de lijn zo beperkt mogelijk te houden. Even later hebben we de slag te pakken en stevenen we op St. Ives af. Dat blijkt een erg mooi en knus toeristenplaatsje te zijn. Helaas eigenlijk geen haven. Een mooie baai van een paar honderd meter breed valt helemaal droog. Middenin een havenhoofd waarachter de bootjes bij eb droogvallen en bij vloed beschermd liggen tegen de swell. 


Vlak voor de baai halen de mannen van de lifeboat de sleeplijn in. Met de nodige fenders ertussen van twee kanten komen ze aan bakboord langszij. We maken voor en achter vast, plus twee springen. Dan stoomt de lifeboat langzaam de baai in, vlak langs het havenhoofd. Precies om de hoek legt hij ons tegen de hoge kade. Op verzoek van de havenmeester zo ver mogelijk door, maar, helaas, we lopen al aan de grond en liggen precies voor een brede trap muurvast. Lange lijnen voor en achter naar de kade, zoveel mogelijk fenders tussen de kade en Brandaen. In no-time loopt het resterende water weg en voelen we onze boot ietsie de bodem in zakken. Een lijn met een grote lus erin om de mast en het andere einde stevig op de kade zodat het schip tegen het havenhoofd schuin valt. En zo liggen we dan nu.

On the beach...
De plek waar we zijn geparkeerd is de opstapplaats voor de bootjes die met toeristen naar het zeehondeneiland varen. De havenmeester gaat meteen bellen dat dat vandaag dus niet kan. Hij baalt, net als de exploitanten van de bootjes. Verder is hij wel vriendelijk. Hij rekent uit dat er rond half zes weer voldoende water zal staan om weer weg te kunnen varen. Hij wijst een boei aan, verderop in de baai, waar we vannacht kunnen liggen. Gratis.

Als het water eenmaal weg is kan ik gewoon via de trap die we blokkeren afstappen en rond de boot lopen. Gewapend met een scherp mes neem ik de schade op. Een restant van een vissersnet zit om de schroef gewikkeld. De lijnsnijder die daar op zit heeft heel wat doorgesneden, maar niet genoeg. Een hele tros hangt er nog aan. Het valt mee om die er af te halen en even later is de schroef en ook het roer weer vrij. Aan boord probeer ik of de motor weer start. Hij slaat gelukkig meteen aan. Nu wachten tot het water terug komt. Intussen kan ik mooi de waterlijn schoonmaken. Nog nooit al lopende kunnen doen.
Paul, de schipper van de reddingboot, komt nog even langs. Hij informeert of we in orde zijn. En benadrukt: ”Next time, don’t hesitate, just call. We are glad to come and help.” Bijzonder hulpvaardig. Hij vraagt nog of we er bezwaar tegen hebben dat ze foto’s en een video van de actie gebruiken. Natuurlijk mag dat.

Nadat ze ons hebben geparkeerd halen ze de reddingboot weer aan de wal.
Dezelfde avond zien we ze opnieuw uitrukken en nog een jacht binnenslepen
Vanaf goed drie uur komt het water op. Best snel. Zo dadelijk drijven we weer. Zoals het hoort.

De RLNI (Royal National Lifeboat Institution) is de Britse variant van de KNRM. Beide zijn reddingsmaatschappijen die hun werk op het water doen. Grotendeels vrijwilligersorganisaties met een enkele beroepsschipper. Bij nacht en ontij (letterlijk) varen zij uit om hulp te bieden aan wie er dat moment op het water hulp behoeft. Of dat nu een motorstoring, een net in de schroef of een scheepsramp is. Goed georganiseerd, zeer goed getraind, uitstekend materieel. Zonder overheidssubsidie, ze doen het van financiƫle donaties! In St. Ives staat de reddingboot droog in een boothuis midden in het dorp.

Als ze uitrukken moet de ruim dertien meter lange boot (type Shannon, investering €2.500.000) met een truck op rupsbanden naar het water worden gereden en daar gelanceerd. Bij hoog water dicht bij de kade, bij eb eerst een eind over het strand. Starten en wegwezen. Wij zagen op de AIS ze kort in de weer in de baai en even later al met dik vijftien knopen recht op ons af stomen. Wij vonden het een knobbelige zee, voor deze mannen was het een gemakkelijk zeetje. Stel je voor dat je met zo’n boot deze zee op gaat bij windkracht negen, tien of meer. Zij doen het. Petje af. Dat loopt helaas niet altijd goed af, getuige de plaquette die bij de reddingsloods hangt: bij een uitruk in 1939 kwamen zeven redders van dit station om het leven. Respect.
We drijven weer, liggen aan een mooring met uitzicht op het mooie
plaatsje St. Ives

Geen opmerkingen:

Een reactie posten