maandag 28 juli 2014

Verschillende gezichten van Ierland

Het regent en het waait. En wij zitten met een klein kacheltje aan knus in de kajuit. Lekker gegeten, afwasje gedaan, kopje verse koffie erbij. Straks vroeg te kooi, denk ik. Gisteren en vandaag met een auto het land in geweest. Twee heel verschillende dagen.

Bij de verhuurbedrijven in de stad lukte het niet een auto te huren. De ene zaak was opgedoekt, bij de andere was er geen een beschikbaar. Balen, en een blaar bij Ermi op haar voeten. Nieuwe schoenen.
Dus daags daarna vanuit Howth met de trein naar Dublin, lopen van het station naar de airportbus en … aanschuiven achter in de rij bij de goedkoopste verhuurder. Terwijl er bij de andere verhuurders af en toe een klant kwam die vervolgens snel met een bosje sleutels de deur uitliep, stonden wij braaf te wachten in de rij. Tussendoor moest ze nog even naar het toilet, terwijl jij je daar op staat te vreten. Eindelijk aan de beurt, heeft ze een Micra voor ons. Een Micra! Maar wel een automaat, dat maakt weer wat goed. Van de balie naar het busje, dat vervolgens drie rondjes om het vliegveld rijdt (weer een verloren kwartier) en eindigt bij een complex waar alle verhuurbedrijven weer naast elkaar zitten. En daar staat onze Micra, zilverkleurig, vierdeurs en… met automaat. Zijn we inmiddels wel twee uur verder. Relax man, het is vakantie!

Pittoresk of eigenlijk gewoon een rommeltje? Ik denk het laatste
De eerste dag rijden we een beetje op goed geluk in noordelijke richting. Stukje snelweg, maar al snel er vanaf. Veel akkerbouw hier, het graan kleurt al aardig blond en er is al volop ruwvoer geoogst. Beetje heuvelachtig, hier en daar een boerderij en een klein dorpje. Mooi, maar niet bijster interessant. In Slane ziet we op het industrieterrein het logo van Lidl. We hebben vandaag een autootje dus dit is de kans om de voorraden aan boord weer eens lekker aan te vullen. Koffie erbij, gaat het toch nog wat worden vandaag.
In Drogheda strekken we de benen. Stadje, met ongeveer zoveel kerken als inwoners. Elke kerk net weer iets anders. Als we op zaterdagmiddag bij de grootste binnenlopen, staan we plotsklaps midden in een Gregoriaans gezongen kerkdienst. We vinden dat we teveel storen als we dan ook nog een kaarsje gaan branden bij het Maria-altaar en verlaten onverrichter zake de kerk.


In Ierland rijden ze nog op stoom. Althans sommigen
Onze route terug naar Howth gaat langs de kust. Mooie vergezichten over zee, rommelige, levendige dorpjes waar men leeft van een beetje kustvisserij. Hier een daar een verscholen kas, redelijk modern. Bij het langsrijden zie ik er niets in staan. In enkele plaatsjes is het feest. Dat betekent dat we er meer stilstaan dan rijden. Al met al een lange rit, gezellig met z’n tweetjes, maar niet heel bijzonder.


Alweer zo'n weggetje gevonden
De tweede dag maakt veel goed. In plaats van over de snellere rondweg gaan we dwars door de stad. Op zondagochtend moet dat kunnen. En dat klopt. Straight-on naar het centrum, helemaal langs de baai met overal grote en goed onderhouden huizen. Geen armoe hier. Dan de brug over de Liffey over en zoeken hoe we aan de zuidkant de stad uitkomen. Een paar keer verkeerd, keren en opnieuw. Richting Wicklow Mountains. Zoals gebruikelijk eerst over brede wegen, dan allengs smaller tot er weer alleen een weggetje met uitwijkplaatsen overblijft. Eerst met veel bomen aan weerszijde van de weg die elkaar bovenin raken. De zon schijnt dus we rijden in de schaduw van al die boomkruinen. Holle wegen, dus met begroeiing of muurtjes langs de zijkant. Gewoon mooi. Zoals je Ierland verwacht. Veel fietsers ook. In de stad gewone, maar hier buiten de stad alleen wielrenners. Niet zomaar een paar, het lijkt net als bij ons een massasport. Met onze richting mee is het zwoegen. Bergop dus. Al snel verdwijnen de bomen en verandert het landschap in kale heuveltoppen. Alhoewel heuvels.. hier en daar zijn ze meer dan vijftienhonderd meter hoog. Het dubbele van die beroemde Ben Nevis in Schotland.
Portret bij het Upper Lake in Glendalough, gemaakt door een aardige meneer
Koffie in Glencee. Het blijkt de plek te zijn waar Duitse (wees)kinderen na de Tweede Wereldoorlog vanuit hun vaderland aankwamen, vaak ondervoed en in slechte gezondheid. In Glencee sterkten ze een tijdje aan, voordat ze ergens in Ierland werden opgenomen in een pleeggezin. Niet zomaar een paar, best flinke aantallen, onder dank van de Duitsers. Nooit geweten.
We weten dus altijd de kleinste en smalste weggetjes te vinden. Zo ook nu. Af en toe moet de dataroaming er aan te pas komen om weer een beeld te krijgen van waar we zijn. Op die manier verzeilen we bij Glendalough, waar bij twee kleine meertjes met eromheen steil en hoog oprijzende bergwanden al sinds de vroege Middeleeuwen een klooster heeft gestaan. Nu resteren daarvan alleen nog de ruïnes waaraan goed te zien is wat het was en vooral op wat een mooie plek het klooster stond. Vanaf de Middeleeuwen zijn rond het klooster mensen uit de omgeving begraven. En rondkijkend zien we dat dat tot op de dag van vandaag nog steeds gebeurt.
De begraafplaats is al eeuwen in gebruik. En nog steeds. 
In een schitterende rustige omgeving
In het restant van een kerkje staat een oude grafzerk waarop te lezen is dat de dame die hier in 1950 werd begraven 106 jaar oud is geworden. En iets verderop zijn familiegraven waar nog maar twee of drie jaar geleden een overledene is bijgezet. Een hoge smalle ronde toren overziet de begraafplaats en de beide meertjes. Een mooie plek. Vinden ook veel meer toeristen.
We slingeren verder over supersmalle weggetjes. Nog steeds overal wielrenners. En om de zoveel tijd een huis of een paar huizen. Allemaal groot, goed verzorgd en op een mooi perceel. Vaak met mooi uitzicht over een vallei of op een heuvellandschap. Ik vraag me wel af waar de bewoners de kost mee verdienen. Feitelijk geen landbouw, een klein beetje toerisme waar een paar mensen van kunnen leven en de afstand tot het veel drukkere Dublin is zo groot dat je die afstand moeilijk dagelijks kunt overbruggen.

De airportbus vervoert ons vandaag in omgekeerde richting: van het vliegveld naar de stad. Als we iets langer blijven zitten is er een halte precies bij de wijk Temple Bar. De verleiding is te groot, dus we gaan nog niet naar huis. In plaats daarvan slenteren we op ons gemak door deze mondaine wijk met straatmuziek, hippe én traditionele pubs. 
The Bank, ietsie chiquer dan de gemiddelde pub in de wijk Temple Bar
We kijken even binnen bij The Bank, een café en restaurant in het vroegere gebouw van de Bank of Ireland. Ziet er chique uit met veel glimmends. We belanden in The Old Storehouse, ook niet verkeerd. Een gezellige, levendige drukte op zondagmiddag. Inclusief live muziek van een gitarist en een violist. Het valt ons op dat er veel vrouwen in de pub zijn. In groepjes van vier of vijf, zonder mannen. Ze drinken stevig van het bier.

Relaxt nemen we later de trein terug naar de Brandaen. De laatste meters vanaf het station begint het te druppelen. Leuke dagen hier in Dublin. Morgen naar Arklow als het weer het toestaat.

zaterdag 26 juli 2014

Van Noord-Ierland naar Ierland

Een dagje luieren en niksen in Bangor. Daar begint het mee, want het tij staat tegen tot een heel eind in de middag. Geen straf; de zon schijnt en het waait weinig. Dus de fietsen opgezet en een lekker stuk langs de kust gefietst. Niet teveel omhoog en omlaag.

Om een uur of vier maken we los, tanken een kleine honderd liter diesel en motoren op ons gemak de haven uit. Met de gedachte om in één keer door te gaan tot Dublin. Zo’n honderd mijl, zestien tot achttien uur. Net als de meeste tijd deze vakantie lijkt de wind weer ongeveer pal op kop te staan. Bij Copeland Island stuurboord uit en dan wordt het een smal gaatje waar we doorheen moeten. Rood aan stuurboord, groen bakboord. De zee wordt vreemd hobbelig. Steile korte golven. Eerst gaan we zes knopen door het water, nu ineens nog geen vier. En tegelijk gaan we over de grond een stuk sneller, acht knopen. Dus de golven remmen ons af terwijl de hele bak water met een noodgang naar het zuiden stroom. Dan zijn we er doorheen en is het water weer rustig. Stuurautomaat erop, waypoint ingesteld,  rust in de kuip.
Met stroom mee blijft het lekker gaan. Links en rechts om ons heen stomen allemaal soortgelijke viskotters naar hun haven. Op de AIS is het een stroom vlaggetjes, allemaal in dezelfde richting. En wij er dwars doorheen. Op de iPad lijkt dat een hele drukte, in werkelijkheid is er alle ruimte.
Terwijl het later wordt vraag ik me af of in een keer door wel zo lekker is. Het is vakantie, toch, dus waarom zouden we dat doen. De kaart leert dat het haventje van Ardglass om de hoek ligt en nauwelijks om is. Als we daar morgenochtend vroeg weer vertrekken hebben we weer het tij mee. En anders hebben we dat vannacht tegen. Dus, op naar Ardglass. Een uurtje later slingeren we bij laag water door een smal geultje, maken vast, betalen de havenmeester, lopen nog een rondje door het dorpje en gaan dan lekker … slapen.
 Om zes uur gaat de wekker. Een kwartier later zijn we weg, achter een paar vroege vissers aan. Dat zijn dan ook zo ongeveer de enige schepen die we op dit stuk zien. Zestig mijl naar Howth, vlak boven Dublin, en de hele dag geen schip in het zicht. Op de AIS zijn er genoeg, maar allemaal buiten zichtafstand. Eerst waait het nog lekker en zeilen we met ruime wind met zeven knopen door het water en acht over de grond. Een paar uur later valt de wind grotendeels weg, draait achterlijker en wat overblijft is een vervelende rollende golfslag. Ik kan daar redelijk tegen, mits niet teveel onderdeks. Ermi heeft er meer moeite mee. Ze slaagt erin het ontbijt binnen te houden, hoewel dat enige moeite kost. Slapen, languit in de kuip, dat is nog het beste wat je kunt doen. Om de beurt. Heerlijk.

Vanaf ons eigen terrasje in de kuip
Howth is een grote jacht- en vissershaven net noordelijk van Dublin. Om er binnen te varen moet je om het driehoekige rotseilandje Ireland’s Eye heen. Wij komen aan bij laagwater en moeten nauwkeurig manoeuvreren om niet vast te lopen. Krijgen ook nog een box helemaal achterin het ondiepe stuk. Ermi moppert maar het gaat allemaal  goed en even later liggen we in een box met uitzicht over het water en het enorme havenhoofd. Dat blijkt met dit heerlijke weer de ‘place-to-be’ in Howth want het is een komen en gaan van flanerende mensen op de pier. Inclusief straatmuzikanten die elkaar de loef proberen af te steken. Was even priegelen, maar uiteindelijk wel een mooi plekkie. Ons eigen terras aan het water waar we met mooi uitzicht genieten van een combinatie van tapas en salades. En een lekker glas koude witte wijn.

Dan, een zonovergoten dag, en Dublin staat op het programma. Opnieuw met de trein. Drie minuten lopen vanaf de haven. En precies in die drie minuten werd er tussen de haven en het station een grote vistrawler van de heling het water in gereden. Op zee lijken ze niet zo groot, maar als zo’n gevaarte voor je de weg oversteekt is het toch massief en massaal. De diameter van de blinkend bronzen schroef? Een kleine
Give way!
anderhalve meter. Die kan heel wat kracht overbrengen. Het verkeer stopt in twee richtingen, een zware trekker duwt de ‘Maarten Luther’ over de rails de weg over richting water. Als we ’s avonds terugkomen ligt hij keurig geschilderd voor de wal.


In no-time brengt de trein ons hartje Dublin. Station Tara Street, daar moeten we volgens de havenmeester uitstappen. Een klein station aan de rivier Liffey. Door heel Dublin heen liggen tal van bruggen over deze rivier, zo ongeveer om de honderd meter wel een. Ze verbinden de beide oevers van deze levendige stad. Wij kijken rond bij het Monument of Light ‘Spire’, een roestvrij stalen naald van 121,2 meter hoog. Aan de basis een diameter van ongeveer twee meter, bovenin uitlopend in ongeveer niets. Dan door naar de distilleerderij van Jameson, Irish whiskey. 
Krijg je eindelijk een standbeeld
 en dan ... shit
En langs de giga-brouwerij van het befaamde Guinness., robijnrood van kleur volgens de Ieren. Altijd gedacht dat dat in Engeland wordt gebrouwen. Maar nee dus, komt uit Dublin.


Albert Einstein in de maak
Dan de Cityhall waar we kunnen rondkijken vlak voordat even later een Ier en een Ierse hier elkaar het ja-woord voor de rest van hun leven zullen geven. Van de Cityhall is het nog geen honderd meter naar Dublin Castle, de voornaamste plek voor officiële gelegenheden. We maken een rondgang door de prachtige zalen met fonkelen de kroonluchters, strak parket en grote staatsieportretten. Met een beetje fantasie zie je hier een groot galadiner geserveerd worden. Op de binnenplaats van het Castle zijn drie zandkunstenaars bezig sculpturen uit compacte zandblokken te toveren. Een sculptuur wordt overduidelijk de beeltenis van Albert Einstein.
Achter het kasteel ligt de Chester Beatty library. Zegt ons niets. Beatty blijkt een verwoed verzamelaar te zijn geweest, zo’n honderd jaar geleden. Geboren in New York kwam hij op latere leeftijd naar Europa. Zijn eerste verzamelingen van Chinese snuifdozen en bijzondere mineralen breidde hij sindsdien gestaag uit met een enorme hoeveelheid stukken van alle wereldgodsdiensten. Schilderijen, boekwerken, Japanse en Chinese kunst. Vanuit Londen verhuisde hij midden vorige eeuw naar Dublin, waar hij bij zijn dood zijn hele collectie naliet voor tentoonstelling aan het publiek.

Temple Bar, hier stopt het feest nooit! Gezellige drukte
Kers op de taart van Dublin was het bezoek aan de Temple Bar in de gelijknamige wijk langs de rivier. Een grote pub waar dag en nacht continu leven in de brouwerij is. Groot, verdeeld in allemaal kleinere barretjes en met live-muziek midden op de dag. Erg gezellig en superleuk om te bekijken wat er allemaal gebeurt. Na alle wandelingen was het ook hoog tijd voor een pint of lager and an orangejuice.
Als we met zere voeten weer aan boord stappen ligt onze vlaggenstok in tweeën gebroken op de kuiptafel. Met een briefje erbij: ”Hi, apologies, but I snapped your flagstaff, but I have gone to buy you a new one”. En inderdaad, achterop wappert onze driekleur aan een nieuwe vlaggenstok. Eigenlijk mooier dan de oude.


vrijdag 25 juli 2014

Beschilderde gevels en hoge hekken

Tien minuutjes de hoofdstraat in Bangor omhoog, dan brengt de trein ons in no-time naar hartje Belfast. Geen stad waar je zo voor je lol een tijdje toeristisch gaat rondkijken, wij althans niet. Nu we hier op eigen kiel zijn aangekomen is het echter een heel ander verhaal. Nu willen we de stad zien en ons afvragen waarom twee bevolkingsgroepen elkaar hier nog recent letterlijk naar het leven stonden.

De Normandic in het grootste droogdok met op de achter-
grond de IJsberg. De Normandic was de tender bij de Titanic
Eén keer eerder zaten we in zo'n stadsrondritbus, zo'n dubbeldekker met een halfopen bovenkant. Dat was destijds in Londen, met Marike, Rutger, Ria en Dick. Nu in Belfast voor de tweede keer. Het lijkt ons een goede manier om iets te zien van de katholieke en protestantse wijken en het verhaal erbij. Dat klopt, maar onze eerste stop is van heel andere aard. We stappen uit bij... de Titanic Wharf, de plek waar destijds de Titanic is gebouwd.Belfast was honderd jaar geleden een wereldcentrum voor de scheepsbouw. Hier liepen destijds aan de lopende band schepen van stapel. De voorzieningen werden beter en daarmee ook de maat van de schepen. Ze hadden hier het grootste droogdok voor scheepsreparaties ter wereld. Een bloeiende industrie. En hier liet de White Star Line dus in 1911 ook de Titanic bouwen. Begin april 1912 kwam dat gigantische cruiseschip in de vaart en vertrok voor haar eerste reis, een oversteek van de Atlantische Oceaan. Dat was op 10 april. En op 15 april liep het schip op een ijsberg en zonk. Zo ongeveer met man en muis. Onzinkbaar werd hij geacht.Nu is recent rondom de plek waar de Titanic werd gebouwd het Titanic Belfast Paviljoen verrezen. Het is een groot renovatieproject van de haven met omliggende kades. Het grote droogdok is een attractie met overal uitleg over hoe het vroeger was. En, ironisch genoeg, vormt een metalen ijsberg het bezoekerscentrum van Titanic Belfast. Het is een drukte van belang, maar niets vergeleken met de drukte op de vroegere werven zoals je op de oude foto’s overal kunt zien. Ziet er allemaal nostalgisch uit. De werkelijkheid zal wel geweest zijn dat er lange dagen met zwaar werk werden gemaakt. Alleen dat zie je op de zwart-wit foto’s niet.

Het parlementsgebouw ligt buiten de stad, majestueus
Hop-on, hop-off is onze tour. Na Titanic gaat ons uitje verder naar het Noord-Ierse parlementsgebouw. Dat is Stormont Estate en ligt een kilometer of tien buiten de stad in een prachtig park. Nu praten ze hier tenminste met elkaar, in plaats van bommen onder elkaars huizen te leggen.
Dat het nog maar kort geleden precies omgekeerd was zien we verderop in de tour als we langzaam door de wijk Shankill rijden. We zitten dan inmiddels buiten op het open achterdek. Met uitzicht op een immense massa hekwerk. Overal waar je kijkt: meer dan manshoge stalen hekken met aan het boveneinde drie spitse punten. Om huizen, langs sportvelden, rondom kinderspeelplaatsen. Blauw en grijs geschilderd. Hier en daar roest. Indrukwekkend. En beangstigend. Stel je voor dat je in deze omgeving woont, opgroeit, je jeugd doorbrengt. Kinderen krijgt.
De peace wall scheidt de Unionists van de Republicans
Dan zijn we een paar bochten verder en in de katholieke wijk. Niet een vlag te zien.Ook hier grote en kleurrijke muurschilderingen. We stoppen bij een giga-portret van Bobby Sands, de vrijheidstrijder die in 1981 samen met een aantal kompanen in de gevangenis in hongerstaking ging en dat na 66 dagen met zijn dood moest bekopen. Een held en een martelaar hier in de wijk. Na Sands overleden nog negen IRA-leden als gevolg van hun hongerstaking. Met hun staking wilden de IRA-leden bij de Britse regering afdwingen dat zij zouden worden behandeld als politieke gevangenen.
Hekken, hekken, hekken en vlaggen
Vreemd dit hier zo te zien en de herinneringen van destijds te laten herleven. Amper twee jaar ouder dan ik was Sands. Twee kilometer verderop loop je in hartje Belfast en daar lijkt het net zo’n normale stad als Zoetermeer. Onwillekeurig gaan mijn gedachten naar een heel actuele soortgelijke strijd, die in de Oekraïne. Ook daar winnen de wapens het van de woorden en zijn onschuldige derden het kind van de rekening.

Na de tour in het stadscentrum: noodles uit een doosje, met chicken en chilisaus. Niet slecht. Terug in vakantiestemming.



Geen inspirerende woon- en werkomgeving. Hoe groei je hier op?

Bij de peace wall

Niet één, niet twee, nee overal dit soort schilderingen

Heftige teksten!

Muurschildering ter nagedachtenis van Bobby Sands


dinsdag 22 juli 2014

Overpeinzingen vanuit de kuip

Uit de kajuit klinkt met een Ierse tongval het zeeweerbericht via de marifoon voor het gebied Mull of Galloway tot de Mull of Kintyre. Southeast three to four, fogpatches, seastate smooth, visebility good. Vanuit de kuip zie ik op honderd meter afstand een bruinvis passeren, zijn donkere rugvin op z’n ronde rug komt bij elke ademhaling mooi boven het oppervlak uit.

Met een minimaal windje ongeveer recht op kop motoren we richting Belfast. Naar Bangor om precies te zijn, de marina een paar mijl oost van de stad aan de zuidzijde van Belfast Lough. Versgezette koffie erbij en een puntje cheesecake. De zon schijnt heerlijk, de zee is vlak en de stroom een knoopje tegen.
Gisterochtend zijn we in wat druilerig weer vertrokken uit de ‘whiskystad van de wereld',  Campbeltown. Een eeuw en meer geleden wemelde het hier van de whiskystokerijen. In 1920 raakte de wereldeconomie in een diepe recessie die tot de jaren dertig zou aanhouden. De Amerikaanse overheid vaardigde in 1920 een verbod uit op de import van alcoholische dranken, uitgezonderd voor medische doeleinden. Die zogenaamde Drooglegging stond aan de basis van het geweldige succes van Schotse whisky in de Verenigde Staten. De Schotse whisky was van veel betere kwaliteit dan de illegaal zelfgestookte alcohol. En dus kwam er een levendige export vanuit Schotland op gang naar het Caribische gebied, van waaruit de Schotse whisky naar de oostelijke staten van de VSA werd gesmokkeld. De verleiding was groot om dit kwalitatief goede product te versnijden, dan was het nog steeds lekker en beter dan de lokale illegale alternatieven. Dit verdunnen ging het best met whisky met een sterke smaak. Dus niet de zachte smaken van de Speyside, maar liever de zwaardere van de westkust en de eilanden met hun stevige zilt- en turfsmaken. Die stevige whisky’s werden veel in Campeltown gemaakt en vanuit deze haven verscheept naar de Carieb. Door Drooglegging floreerde het stadje. Echter de verleiding werd ook hier te groot: met het toenemen van de productie nam de kwaliteit af en vervolgens ging het overgrote deel van de distilleerderijen uit productie of op de fles. Momenteel is er nog één over, Springbank. De smaak? ‘The new-make is sweet and heavy; oily with a light smokiness. It benefits from long maturation, gaining body and complexity; fruity aroma’s (cherries, strawberries and bananas), maritime notes (seaweed and hot sand), machine oil. The texture is creamy, and the taste has sweet butterscotch, fresh mint and grubby smoke in the finish., Medium tot full-bodied.’ Hoe dat smaakt? Stevig, heerlijk om op een rustige avond in de kuip van te genieten. Come, taste and enjoy!

Whiskystad Campbeltown in nevelen gehuld 

Afijn, wij dus met zeer laag hangende bewolking de beschutte haven uit, om Davaar heen en dan naar het zuiden. Naar de Mull of Kintyre. Met de muziek van Paul McCartney stevig uit de Rockbox varen we langs het oostelijke puntje van de Mull. Het is rustig weer en we hebben geen springtij dus de stroom valt erg mee. We zeilen, maar de wind valt langzaam weg. Het kleine beetje dat overblijft, draait meer op kop. We zetten de motor bij en met een rustig gangetje gaan we richting Glenarm aan de Noord-Ierse kust.

Mijmeren bij de muziek van McCartney
Glenarm is een charmant plaatsje, ongeveer in het midden van de Antrim coast zoals deze kust heet. Een groot kasteel met een nog grotere ommuurde tuin domineert het stadje. De kerken en rijen huizen zijn er omheen gegroepeerd. In het verleden werd hier veel kalksteen gewonnen en naar Engeland verscheept. Hier zijn de heuvel net zo hoog als in Schotland. Ze zijn echter compleet in gebruik voor veeteelt. Tot op de top lopen hier koeien, waar de toppen in Schotland alleen met varens zijn begroeid. Een kleine havenkom achter grote zeeweringen van kalksteen. Een opnieuw heel vriendelijke haven meester staat klaar om de lijnen aan te pakken.

Nu dus vanuit de kuip, onderweg naar Bangor. Af en toe steekt links of rechts van de boot een zeehond zijn koppie boven het water uit en kijkt in de rondte, Veel zeevogels op het water: koeten en Jan van Genten. Een paar keer een bruinvis. Aan bakboord glijdt langzaam East Maiden voorbij. Een stevige rots met een vuurtoren erop.

East Maiden: give it a wide berth!
Het is duidelijk: hier komt de bodem omhoog, deels boven water, deels ook eronder. ‘Give it a wide berth’, zegt de pilot en die raad volgen we op. Voor ons langs gaan grote veerboten, onderweg van en naar de Engelse westkust. Ruim voordat ze in zicht zijn zien we ze op de AIS, compleet met bestemming, koers, snelheid en hem moment dat ze ons pad kruisen. Goede investering geweest, dat apparaat.

Begin van de middag lopen we Bangor binnen. Grote marina, alle faciliteiten.




Naar Tarbert

In plaats van lekker lang uit te slapen zijn we hier op het kanaal vroeg uit de veren. Er hangt een serene rust over het water. Het enige geluid is het knisperen van het grind onder de Nikes van een enkele fanatieke jogger. Het kanaal is als een spiegel. Een stil ontbijt. Zachtjes maken we de lijnen los, en weg zijn we.

We hebben het Crinan Canal voor onszelf. Zo langzaam als de motor kan, drijven we richting de volgende brug en sluis. De zon schijnt overvloedig, iedere wandelaar steekt enthousiast zijn of haar hand in de lucht. In alle rust ‘doen’ we de eerste sluis. En de brug daarna. Dan sluiten we aan bij een motorboot die lokale assistentie heeft ingehuurd voor de tocht door het kanaal. Die doet het werk op de kant en maakt het voor ons nog gemakkelijker. Dan zijn we in het bassin voor Lock 1 en moeten we wachten tot de van zee  inkomende jachten zijn geschut. Koffie dus. Met koek.



Sluismuurbegroeiïng, halve tijd onder water, rest erboven
De sealock is tot slot de sluis met het grootste verval. We gaan erin terwijl het precies laagwater is. Dat betekent in de sluis een verval van een kleine zes meter. Eerst kijk je over het hele landschap uit en een paar minuten later lig je onderin een diep gat met natte muren om je heen.
Dan gaan de deuren open en ligt het zoute water weer voor ons. We gaan stuurboord uit, Loch Fyne op. Het waait, we zeilen aan de wind richting Tarbert. Naarmate we vorderen neemt de wind toe tot een dikke 4 Bft. Brandaen gaat als een speer. We minderen zeil en Brandaen blijft gaan. Er komt water over, dit is weer eens lekker stevig zeilen.

De aanloop van Tarbert is nog even spannend. Het is laag water en het gaatje kronkelt en is nauw. Dan zijn er doorheen en komen in een ruime haven, omgeven door het dorp. 
Ermi bij het kasteel, achter haar Loch Fyne
Dat leefde decennialang van de haringvisserij. En daardoor was het een strategische plek op de smalste plek van Loch Fyne. Al in de zevende eeuw was er hier op de top van de heuvel een soort kasteel. Na allerlei overgangen en veroveringen werd het in de Middeleeuwen een kasteel van de King of Scotland, Robert de Bruce. Eerder al, in 1098, sleepte koning Magnus Barford van Noorwegen zijn schip van het oost-loch naar het west-loch. Over de heuvel heen, om aan te tonen dat Kintyre een eiland was. Hij had namelijk alle eilanden van Schotland waar hij omheen kon varen gekregen van de koning van Engeland. De oversteek hier is smal, hooguit twee kilometer, maar het lijkt ons toch een lastig karwei om op die manier je schip aan de andere kant te brengen. Het Castle kijkt uit over het loch naar het oosten en de mooie binnenbaai met nu de marina met een aantal moorings aan de westkant.

Uitzicht over de marina van Tarbert
Donna van de marina is uiterst gastvrij. Met zichtbaar plezier legt ze uit wat in het dorp kunnen vinden. En waar we mooi kunnen wandelen. Fijn om zo te worden ontvangen. We wandelen naar het kasteel en kijken en passant even binnen bij de pub waar vanavond de karaoke-quiz wordt gehouden. Het is niet druk in het dorp maar overal lopen wel toeristen rond. ‘s-Avonds nog een wandeling tot bij de veerpont, leuke huizen, veel B&B.
Daags erna stomen we na een bezoek aan de bakker met verse broodjes op ons gemak naar buiten. We weten nu de weg, da’s een stuk minder stress. Opnieuw gaan we stuurboord uit, verder naar het zuiden. Dat merken we ’s-Ochtends en ’s-Avonds al duidelijk. In Inverness waren de dagen een stuk langer. Hier begint het om tien uur al behoorlijk donker te worden. De dagen korten alweer en we gaan zuidelijker. Dubbelop dus.
Bij Skipness Bar staat er inmiddels zoveel wind dat we lekker kunnen zeilen. Een voor een komen ze erbij: grootzeil, fok, kluiver. Onder vol zeil stomen we de Kilbrannan Sound in met aan stuurboord het schiereiland Kintyre en aan bakboord het eiland Arran. Twintig mijl straitforward volgens de pilot en inderdaad één waypoint voor de ingang naar Campbeltown (ook wel Whisky City genoemd in het verleden). Nauwelijks andere schepen te zien. Wel een paar dolfijnen en later een paar zeehonden. Helaas neemt de wind af en de regen toe. Zoveel regen dat we de kuiptent dichtmaken en vanaf ons droge plekje navigeren en bijsturen. Helaas, het laatste stukje moeten we toch weer naar buiten de nattigheid in. Over een rimpelloos Campbeltown Loch glijden we naar het ponton, dat schuilgaat achter de hoge kades van de vissershaven ervoor. In de druillerigheid leggen we aan, drinken thee en gaan op zoek naar diesel. Een uur later zijn alle jerrycans gevuld en wel terug aan boord. Wij hebben bezwete ruggen onder onze natte jassen. Hoogste tijd dus voor de pub! Het wordt The Feathers, waar we in de bar een plek vinden met redelijk wifi. Twee heerlijke Carlsberg lagers dit keer. De beloning voor al dat gesjouw met diesel. Vervolgens nog eens twee uur prutsen om de al geschreven blogs van foto’s te voorzien en te plaatsen.































Bijschrift toevoegen


zaterdag 19 juli 2014

Shortcut Crinan Canal

Tussen 1793 en 1801 werd het kanaal aangelegd waar wij vandaag doorheen varen. Tot die tijd moesten schepen vanuit Glasgow aan de Firth of Clyde om het schiereiland Kintyre heen varen op weg naar Noordwest-Schotland en de Hebriden. Dat was een gevaarlijke route door de Mull of Kintyre (van het gelijknamige nummer van Beatle Paul McCartney) en bovendien tachtig mijl langer.


We varen door het groen, aan twee kanten aan te raken...
En dus werd er een kanaal gegraven en gemetseld van Ardrishaig aan Loch Gilp naar Crinan. Geschikt voor schepen tot een maximale lengte van zesentwintig meter en een breedte van zes meter. Oeps… en wij zijn al vier meter. Pas dus maar houdt niet over. Dat blijkt te kloppen. Direct als we in Crinan de tweede sluis hebben gehad komen we op het smalste stukje van het kanaal. Ermi laveert kunstig tussen de boomtoppen en het struikgewas door. Een twee kanten kunne we het groen aanraken. Niet dat ik daar veel van zie, want direct na het lock merk ik dat we weer eens geen koelwater uit de uitlaat krijgen. Dus motorruimte open, wierpot open en handmatig bijvullen met kraanwater. Aanleggen gaat even niet. Gelukkig is het hier allemaal niet groot, dus de volgende aanlegplaats komt snel in zicht, direct na een draaibrug. Die moet je aanroepen met je scheepstoeter. We leggen aan en kijken alles nog weer eens goed na. Ik maak de O-ring in de wierpot schoon, vet hem licht in en leg hem heel precies terug. Misschien dat er daarlangs lucht werd aangezogen. Wierpot dicht, starten en.. weer water. Voor de hele rest van de dag ook nog.

Ermi doet het zware werk op de kant, best pittig
Met de motor stationair lopen we nog drie knopen en dat is bijna de maximaal toegestane snelheid. Harder hoeft ook niet, er is meer dan genoeg om van te genieten. Bij de eerste sluius moeten we wachten; een Fransman is aan het schutten. Mooi, kunnen wij even de kunst afkijken. Want vanaf hier moeten we het zelf doen. Als zij klaar zijn is het de beurt aan ons. Na ons is Peter aangekomen, een Engelsman die met een mooie Arcona 37 in z’n eentje door Schotland toert. We duwen gezamenlijk de voorste sluisdeuren dicht en de achterste open. Dat gaat nog best zwaar, zeker het eerste stukje. Dan invaren, lijnen opgooien en vastleggen. Passen en meten, dat wel, want 37 en 40 voet lang en twee keer vier meter breed is wel het maximum. Dan omhoog klauteren (als je bij een ladder ligt tenminste) en de achterste deuren sluiten. Alles oké? Dan langzaam de spuigaten van de voorste deuren openen.

Mijn werk: uitvaren en direct weer vastleggen
De verdeling is al snel zo: ik vaar en doe het werk aan boord, Ermi loopt en doet het (zware) werk op de sluis. De eerste keer gaat het te voorzichtig. Dat wil zeggen dat de spuigaten zo weinig openstonden dat het water er via de achterste deuren net zo snel weer uitsijpelde dat we niet omhoog kwamen. Verder op dus, veel verder. Nou toen begon het behoorlijk te kolken, maar … we stegen wel. En, afgekeken bij anderen: de voorlijn met een lus op de sluis vastgemaakt, via een blok op het voorschip naar een lier in de kuip. Achterlijn idem dito. Twee lijnen in de kuip dus, allebei op een lier en mijn werk was om die lijnen een beetje strak te houden. Met het stuurwiel een beetje bijsturen. Na een paar sluizen werden we steeds handiger. We hadden er al plezier in, maar dat werd allen maar meer. Bij een paar sluizen ligt er een verkeersbrug precies … midden over de sluis. Bij aankomst: toeteren en hij draait open.

Vijftien locks in negen mijl
In het Caledonian Canal zijn er sluistrappen waar je bij het uitvaren van de ene direct de andere sluis invaart. Hier zijn er ook wel trappen maar tussen de sluizen zit steeds een pittoresk bassin met zo’n honderd meter. Alles omgeven door groen. En het zwart en wit van de sluis zelf natuurlijk. Na de vijf sluizen bij Dunardry zijn we op het hoogste punt. Even doorvaren naar Cairnbaan en dan begint de afdaling. Die gaat een stuk gemakkelijker. Bij het aanleggen vaar je een volle sluis binnen, dus de lijnen kun je gemakkelijk zelf vastleggen. Dan stroomt het water bij het schutten de sluis uit in plaats van in en dus is er geen turbulentie in de sluis zelf. Lijntjes rustig laten vieren tot je onder bent. Deuren openduwen en uitvaren. De hele dag doen we dat samen met Peter en zijn Arcona 37. En dus is het aan het einde van de middag de hoogste tijd om samen een biertje te drinken in de pub van Cairnbaas. Lokaal bier dus, niet koud, bitter en met een stevige ‘afdronk’. Even wennen en dan lang niet slecht. It was a hard days work.




Vanaf Craobh Haven door Dorus Mor

Een plensbui wekt ons. Ai, dat klinkt niet goed. We blijven gewoon nog even lekker doorsoezen. Wetende dat de eerste uren de stroomsnelheid door Dorus Mor nog fors is.

In het rustige Craobh Haven dat rondom door eilandjes en breakwaters is omgeven, merken we weinig van het weer buiten. Het is grauw en nogal egaal grijs. De regen gaat over in drizzle. Van die stevige motregen waar je in no-time toch helemaal doorweekt van raakt. De kajuit is omgetoverd in een wasserette. We hebben de wasmachine in de haven gebruikt en daarna de droogtrommel. Alleen werkte de eerste aanzienlijk beter dan de tweede. Ook na de nodige ponden verslonden te hebben zorgt het apparaat er nog niet voor dat de was droog is. Dus span ik een paar touwtjes door de kajuit en daaraan hangt de nog niet droge was. Erg huiselijk, maar toch liever niet.

Vandaag staat een korte tocht op het programma, naar het begin van het Crinan Canal. Wel een route met op de kaart van die extra golfjes getekend. En in de elektronische kaart staat er plotseling de stroomsnelheid bij. Acht knopen bij springtij in oostgaande richting, zes knopen in westgaande richting. Dat is Dorus Mor, een nauwe doorgang van een paar honderd meter tussen twee massieve eilanden. Wij moeten er van west naar oost door om bij Crinan te komen. Net na springtij. In de haven van Ardfern waar we gisteren naartoe wandelden, heb ik een foto gemaakt van de stroomrichtingen bij Dorus Mor. Altijd handig zo’n lokale informatie. Die geeft aan dat we stroom mee hebben tussen kwart over zeven ’s-Ochtends en een uur ‘s-middags. Wij zijn er om half twaalf en hebben keurig het laatste stukje van de oostgaande stroom mee. Toch gaan we nog even elf knopen en rommelt het water weer om ons heen. Dan plotseling, rust. 

Dat schiet lekker op, 11 knopen over de grond
Precies tussen de twee eilanden is het stil, we hebben zelfs een paar tienden stroom tegen. Even later begint het water weer te kolken. Maar dan is Crinan al in zicht en het ergste leed geleden. Ermi blijft stoïcijns bij zo’n passage, ik knijp hem stiekem wel. Gelukkig gaat alles zoals het hoort. Een snelle motorboot schiet ons voorbij en vindt samen met een oud visserschip plek in de eerste sluis. De sluismeester roept ‘to narrow’ en ‘be back with you in five minutes’. Dat wordt natuurlijk iets langer en dus pikken we een meerboei op vlak voor de sluis. Maar goed ook want na een paar korte droge momenten komt er weer een stevige bui over. Onder de buiskap zitten we droog en wachten rustig af hoe het verder gaat. Even later draaien de deuren open en kunnen we naar binnen. Van zout naar zoet dit keer.

Aankomst bij het Crinan Canal. even geen stroom, alleen een
 heleboel sluizen. Op naar de Mull of Kintyre!
Op het moment dat het schutten begint verandert de sluis in een wit kolkende en schuimende watermassa. ‘Quitely’ zegt ze hier niet zoveel. Drie meter hoger en we hebben een schitterend uitzicht over de baai achter ons en het water onder ons achter de sluisdeur. Elke keer weer een vreemd gezicht.

In het bassin tussen lock 14 en 15 vinden we een mooi plekje voor de nacht

De passage door het kanaal kost dik honderd pond, te voldoen bij aankomst. Niet weinig, maar het begin is al meteen goed. Vanuit de kolk varen we een tussenbassin naar de volgende kolk in en kunnen daar voor de nacht blijven liggen. Super-pittoresk. Witte huizen, een paar antieke boten, volop mensen en dat allemaal omgeven door alleen maar groen van de bomen en het gras op de hellingen. We lunchen in de kuip met gebakken eieren met uitgebakken bacon. Heerlijk.

Met de e-bike die ik uit het vooronder tover ga ik op verkenning langs het kanaal. Verderop kijken hoe de passage van sluizen gaat. Want hier op het Crinan canal is het voor het overgrote deel zelfbediening. Alleen aan het begin en het einde worden de sluizen bediend. Dus we moeten er morgen een stuk of twaalf zelf doen. Met de hand…

woensdag 16 juli 2014

Sound of Luing

Het vertrek uit Oban gaat niet vlekkeloos. Amper hebben we loggegooid of ik hoor dat er geen water uit de uitlaat komt. De motor is nog niet helemaal op temperatuur, maar water moet er in elk geval wel volop uit de uitlaat komen. Dat is mis. We varen vlakbij de visitormoorings van de zeilvereniging van Oban en pikken er snel een op. Motor uit. Zeilkleding uit en zoeken naar de oorzaak.

Heftig bewegend water, moeilijk in een foto te vatten

Een uur later begint het te regenen en dat blijft het doen. Hard en zachtjes, de hele dag. We besluiten te blijven. Maken de wierpot schoon, controleren impeller, starten opnieuw en nu komt er wel water uit de uitlaat. Ook het voorfilter vanuit een van de dieseltanks maak ik schoon. Er zit best wat vuil in, hoort niet!! De rest van de dag lezen, klussen, eten. In de namiddag is het even droog. We pompen de bijboot op, gaan de wal op voor een paar boodschappen en belanden daarna in een lokale pub, de Lorne Inn. Lekker bier, mooi om al die mensen te zien komen en gaan.


De volgende ochtend moet het gebeuren. Dit zeilgebied is berucht vanwege de plaatselijk hoge stroomsnelheiden, eddies en overfalls. Dat zijn draaikolken en stroomrafelingen. En in het ergste geval staande golven. Ik vind het best spannend want we moeten door de Sound of Luing, een smal gaatje tussen twee vuurtorens dor en dan vervolgens tussen de eilanden Lunga, Scarba en Luing door. Het eerste stuk gaat prima. Op de AIS volg ik de route die voorgangers kiezen. Ik zie dat ze tot ruim boven de twaalf knopen over de grond lopen. Bij een snelheid door het water van zes knopen. Zes knopen stroom mee dus. Dan zijn we bij de vuurtorentjes en neemt ook onze snelheid over de grond toe. Om ons heen welt het water in grote bellen massaal op. Ik stuur op de hand en voel dat het water het roer in alle richtingen beweegt. Even wennen en als alles goed gaat… is het wel spectaculair en kan ik ervan genieten. We schieten als een speer vooruit. Voorzeiltje bij, prima. Iets verderop gaan wij bakboord uit, richting Craobh Haven. Ga je nog iets verder door dan kom je bij de doorgang tussen Scarba en Jura. Het heet daar Gulf of Corryvreckan. Zoek maar op op YouTube en kijk met verbazing hoe het water daar tekeer kan gaan. Het getijdeverschil is niet echt groot, maar de stroomsnelheden en de wervelingen zijn spectaculair.

De middagwandeling zorgt voor opnieuw een mooi uitzicht
Na een paar uur leggen we aan in Craobh Haven (spreek uit Creuf Haven!), een mooie marine die door twee kleine eilandjes, het vasteland en twee stukken stenen golfbrekers helemaal beschut tegen alle winden ligt. Eromheen een piepklein maar uiterst schattig dorpje van twee rijen huizen achter elkaar rond het waterfront. Geschilderd in zachte pasteltinten. Van hieruit maken we een wandeling naar Ardfern, een haven verderop. Wel een flinke heuvel over, omlaag en daarna natuurlijk weer omhoog en omlaag. Dan is het tijd voor een koud biertje in de kuip. Genieten.

Kerrera Heights


De marina van Oban ligt tegenover het stadje op het eiland Kerrera. Volgens de boeken moet dit het zeilcentrum van de Schotse westkust zijn. De marina stelt niet veel voor, de omgeving daarentegen is heel mooi. Vergezichten over het water met op verschillende afstanden uit zee oprijzende lage en hogere eilanden. En daar tussendoor witte driehoekjes van de zeilers en witte strepen van de snelle motorboten.




Het Schotse zeilmekka



De weg slingert over een erf. Links het woonhuis, rechts de schuren. Ertussen op het erf een uitstalling van nog in gebruik zijnde en afgedankte machines, een paar visboten, een losstaande buitenboordmotor, een oplegger van een truck. En daartussen een hele schare vee. Kippen, koeien, pauwen en kalkoenen. En wij natuurlijk er tussendoor naar het volgende hek. Daarmee komen we in een wei met Hooglanders. In de verte zien we twee mensen bij de volgen de poort staan. Wachten ze of durven ze er niet doorheen? 

Schotse hooglander op het erf
Waarschijnlijk het laatste want vlak voor de poort staan ook een koe, een klein kalf en.. een heel grote stier. Wij lopen rustig naar ze toe. Dat geeft de anderen wandelaars blijkbaar moed want die gaan ons door de poort nu tegemoet. Zij de wei in, wij eruit. Inderdaad een joekel van een stier met hele grote horens. Niet boos maken.

Mooie route, dat wel. Ook natter dan gedacht
De weg is inmiddels veranderd in een lange rij rotsblokken met gaten ertussen. We lopen langs de waterkant dus de hoogteverschillen zijn beperkt. Totdat we de ‘berg’ over moeten. Dan buigt de weg naar links af en gaat recht de berg (heuvel) op. Effe puffen, dat wel. 
De beloning is goed: een geweldig uitzicht over de Firth of Lorne met de Isle of Mull op de achtergrond. Dan zijn we over de top en gaan we de ‘binnenlanden’ in: door een hoge weg met aan twee kanten varens waar we nauwelijks bovenuit kunnen kijken. Hier een daar schieten de schapen met hun lammeren weg als ze ons aan zien komen. Dan gaat het gestaag weer omlaag en komen we via een verharde weg uit bij de aanlegplaats van de ferry. Dat is een klein bootje dat even bij een kade aanlegt om mensen of spullen af te zetten of op te halen. Het blijft ons verbazen dat er mensen permanent blijken te wonen in zulke moeilijk toegankelijke gebieden. Geen eenvoudig bestaan.
Stevige stier, niet boos maken. Hij blijft gelukkig rustig
Dan terug. Ja, maar die weg hebben we al gehad. Dat is niet leuk en moet anders kunnen… We hebben globaal het idee in welke richting we moeten en terug omhoog klimmend vanaf de ferry.. slaan we op een gegeven moment rechtsaf. Tussen de schapen door, de wei omhoog. Althans het eerste stuk is allemaal wei. Naar boven toe zijn er minder schapen en verandert de wei geleidelijk in een varenbos. Van een afstand is dat moeilijk te zien. Teruggaan is geen optie. Tussen de varens is het drassig, venig. Met mijn wandelschoenen gaat dat prima. Ermi’s zeilschoentjes staan echter in een mum van tijd vol water en zij loopt dus de hele weg terug te soppen in haar schoenen. Aan het einde van de wei is een omheining en daarachter alleen maar varens en zompig mos. Op het oog zoeken we de beste route uit in de richting van waar we denken dat de marina ongeveer is. Steeds verder omhoog maar wel in de goede richting. Dan over de laatste heuveltop zien we ver onder ons het boerenerf en daarachter de haven met ons bootje. Vanaf nu alleen nog omlaag. Ja, maar wel steiler dan de route omhoog. Erg steil, maar ja, terug is geen optie. En het lukt. Na een fikse afdaling tussen de varens en met opschikkende buizerds die vlak boven ons cirkelen, komen we precies uit bij de poort van de wei van de Schotse hooglander stier. Dat kunnen we er nog wel bij hebben en een kwartiertje later klauteren we weer aan boord van de Brandaen. Mission completed. Ik heb nog droge sokken, Ermi niet.

Hoge varens, natte voeten, maar ze lacht nog wel


maandag 14 juli 2014

Neptune's Staircase

Loch Oich, een draaibrug, Laggan locks, Loch Ceann, dan over Loch Lochy naar de zuidwestelijke uitgang bij Gairlochy. Het zijn wat lochs en locks.  Dan zijn we op het gegraven kanaal dat ons door het wat vlakkere landschap naar Banavie brengt. Daar, vlak voor Neptune’s Staircase maken we vast aan een ponton. Morgenochtend om acht uur naar beneden.

In de laatste kolk van de staircase. Ermi is weer aan boord, in 
de andere kolken stond ze op de kant met de voorlijn
Neptune’s Staircase is een bijzonder kunstwerk. Het is een aaneenschakeling van acht sluizen waarbij je direct van de ene in de andere kolk vaart. Vastmaken, deuren dicht en hup, daar gaat ie weer, weer een kleine drie meter naar beneden. Dit gaat gemakkelijker dan omhoog. Gewoon met een voor- en achterlijn om een kikker en rustig met het zakken uit laten lopen. Het gewicht van de boot doet het werk. We liggen in de sluizen achter een grote motorboot (?), de Seven Sisters, die voortdurend pruttelend de kolk vult met een blauwe stinkende walm. Niet aangenaam als je weet dat de hele afdaling een kleine twee uur in beslag neemt. Inhaleren maar!
Omdat we zo vroeg zijn gestart hebben we aanvankelijk niet veel bekijks. Naarmate we zakken en het wat later op de ochtend wordt neemt het aantal kijkers toe. Ook zelf hebben we gisteren een paar keer staan kijken: het blijft een leuk schouwspel. Alles gaat gelukkig rustig en na de laatste kolk draait de swingbridge open net als de spoorbrug er vlak achter. Dan door naar de zeesluis; Corpach sealock. Een allervriendelijkste sluismeester pakt de lijnen aan en vraagt of we op het kanaal hebben genoten. We waren immers hun gasten. Klantvriendelijkheid staat bij alle sluismeesters hoog in het vaandel. We voelen ons op het hele kanaal meer dan welkom.


Voor het eerst in dagen regent het behoorlijk, zeilkleding aan dus
Bij Corpach zijn er eerst twee kolken achter elkaar en vlak daarachter de zeesluis. Bij elkaar deze ochtend dus elf sluizen in drie uur tijd. Voor ons een record dat we waarschijnlijk niet snel zullen breken. Als een paar minuten later de deuren voor ons opendraaien liggen we weer op zout water. Samen met een Zweeds en een Engels jacht en de Seven Sisters varen we Fort William voorbij, Loch Linnhe op. Allemaal richting Oban, een kleine dertig mijl verderop.
Halverwege Loch Linnhe zit er bij Corran een smalle doorgang in dit loch. Daar wordt het even behoorlijk ondieper (ongeveer zes meter) en smal (een paar honderd meter). Door dat kleine gaatje moet met de getijden heel wat water naar binnen en weer naar buiten. En dus stroomt het daar als een jekker. Even hebben we vier knopen mee, dan is het na een paar grote draaikolken weer rustig. Een voorproefje van wat ons verder nog te wachten staat?
Het vuurtorentje bij Corran, een smal gaatje met veel stroom
In de aanloop vanaf Loch Linnhe naar Oban liggen nog een paar eilandjes en (af en toe) boven water uitstekende rotspunten. Zorgvuldig navigeren dus. Dat doen we meest op de iPad met daarop het navigatieprogramma iNavX. Dat is gekoppeld aan de gps van de Vesper met AIS. Met iNavX kun je inzoomen tot op boxniveau. En met een paar vegen van je vingers zoom je net zo gemakkelijk weer uit voor het overzicht. Bij de paar nauwe passages die we hebben is op het schempje veel beter te zien waar we precies varen dan op het water. Voorovergebogen over het scherm en met de afstandbediening van de stuurautomaat in de hand gaan we er met een beetje stroom tegen doorheen. Bijzonder.

Oban is hét centrum voor de zeilsport aan de Schotse westkust. Recht tegen over het stadje ligt op het eilandje Kerrera Oban Marina. Een lege box hebben ze niet meer voor ons, dus moeten we langszij een andere passant. Het havenkantoor is bij aankomst onbemand, maar daarachter bij bar en restaurant Waypoint (!) is het een drukte van belang. Het blijkt dat vandaag ook een grote groep zeilers is aangekomen die een cruise maakt langs zes Schotse whiskydistilleerderijen. Daarvan is die in Oban er een en vanmiddag hebben ze in de bar (een beetje) uitleg en een proeverij. De glazen en het water staan al klaar… Ik wil zo aansluiten, maar helaas dat is niet de bedoeling. Lekkere whisky trouwens, die Oban.


Well of the Seven Heads


Loch Ness is al zeer de moeite waard, maar na Fort Augustus ontrolt zich een volgend schitterend landschap. Veel kleinschaliger dan het grote loch, dat wel, en juist dat maakt het zo mooi.
De trap van vijf sluizen midden in Fort Augustus nemen we min of meer geroutineerd. Heel veel bekijks en af en toe hulp van een bereidwillige Chinees als we van sluis naar sluis gaan. Naast ons ligt een gerenoveerd visserschip met aan boord een crew die een documentaire voor de BBC maakt met een oud-nieuwslezer als centrale figuur. Hij wordt van alle kanten gefilmd en gefotografeerd. Op een gegeven moment komt de geluidshengel overgebogen naar de Brandaen en begint hij een interviewtje met me. Waar we vandaan komen en of we meer van de kanalen dan van de zee houden? En in Nederland hebben jullie toch ook genoeg kanalen. Ermi wordt van de kade geroepen en klimt langs een glibberige trap weer een boord om een paar vragen over zeeziekte te beantwoorden. Even later is onze, ook Nederlandse, achterbuurman van de Lacatherine aan de beurt. Daar zijn vader en zoon aan boord. Pa dik in de tachtig, zoon dik in de zestig. ’s-Ochtends doen ze beiden gymnastiek in de kuip om soepel te blijven.
Lock Kytra, alweer zo'n idylisch plekje met zonovergoten groen
Na de sluizen zoek ik een plekje met internet om van afstand de nodige betalingen voor mijn werk te doen. Dat lukt, zij het met veel moeite en nog meer geduld. De techniek staat voor niets… maar niet heus.

De route in de middag is schitterend; lock Kytra, lock Cullochy, allebei heel pittoresk, dan Loch Oich. Dat is een loch dat met rode en groene tonnen is beboeid. Het ene moment is het dertig meter diep, het volgende tussen twee tonnen amper vijf. Op een paar plekken liggen afmeerpontons, helemaal afgezonderd in de mooie natuur. Wij kiezen voor het ponton bij de Well of the Seven Heads. Volgens de boekjes vermoordde de ene clan hier in de buurt het hoofd van een andere clan. Jaren later nam de ‘onthoofde’ clan wraak en vermoordde zeven familieleden van de andere clan.
Zeven hoofden aan hun haren bijeengehouden 
door een hand die ook nog het mes vasthoudt...

Waar wij liggen is een natuurlijke bron en het verhaal is dat op deze plek de zeven hoofden in het bronwater werden schoongespoeld. Precies boven de bron staat een monument met bovenop een hand die zeven hoofden bij de haren vasthoudt.

Terwijl we bij het monument rondkijken zien we onze BBC-presentator ook weer op een bankje zitten, terwijl de cameraman, producer en geluidsvrouw driftig bespreken hoe ze de shots zullen gaan nemen. Uiteindelijk kiezen ze ervoor om dat vanaf ons ponton vlak voor onze boot te doen. De producer vraagt nog even of de cameraman bij ons vanaf de punt mag filmen. Hij zal zijn schoenen uitdoen…  Geen probleem natuurlijk, maar uiteindelijk kiest de cameraman toch voor de steiger. Helaas…  anders was de Brandaen nog beroemder geworden.

Groen, in alle tinten
We liggen hier superrustig met drie boten bijeen. Een Engelsman, twee Zwitsers die met een motorboot in een week het kanaal op en neer doen en wij. Voor het eerst ‘zwemmen’ we achter de boot: even erin en dan snel eruit en onder de warme douche. Zoet water hier, dat wel.











Naast ons ligt een bootje al heel lang voor anker, volgens ons met alleen 
een oudere vrouw aan boord. Ze houdt zo te zien van tuinieren