Een dagje
luieren en niksen in Bangor. Daar begint het mee, want het tij staat tegen tot
een heel eind in de middag. Geen straf; de zon schijnt en het waait weinig. Dus
de fietsen opgezet en een lekker stuk langs de kust gefietst. Niet teveel omhoog
en omlaag.
Om een uur
of vier maken we los, tanken een kleine honderd liter diesel en motoren op ons
gemak de haven uit. Met de gedachte om in één keer door te gaan tot Dublin.
Zo’n honderd mijl, zestien tot achttien uur. Net als de meeste tijd deze
vakantie lijkt de wind weer ongeveer pal op kop te staan. Bij Copeland Island
stuurboord uit en dan wordt het een smal gaatje waar we doorheen moeten. Rood
aan stuurboord, groen bakboord. De zee wordt vreemd hobbelig. Steile korte
golven. Eerst gaan we zes knopen door het water, nu ineens nog geen vier. En
tegelijk gaan we over de grond een stuk sneller, acht knopen. Dus de golven
remmen ons af terwijl de hele bak water met een noodgang naar het zuiden
stroom. Dan zijn we er doorheen en is het water weer rustig. Stuurautomaat
erop, waypoint ingesteld, rust in de
kuip.
Met stroom
mee blijft het lekker gaan. Links en rechts om ons heen stomen allemaal
soortgelijke viskotters naar hun haven. Op de AIS is het een stroom vlaggetjes,
allemaal in dezelfde richting. En wij er dwars doorheen. Op de iPad lijkt dat
een hele drukte, in werkelijkheid is er alle ruimte.
Terwijl het later wordt vraag ik me af of in een keer door wel zo lekker is. Het is vakantie, toch, dus waarom zouden we dat doen. De kaart leert dat het haventje van Ardglass om de hoek ligt en nauwelijks om is. Als we daar morgenochtend vroeg weer vertrekken hebben we weer het tij mee. En anders hebben we dat vannacht tegen. Dus, op naar Ardglass. Een uurtje later slingeren we bij laag water door een smal geultje, maken vast, betalen de havenmeester, lopen nog een rondje door het dorpje en gaan dan lekker … slapen.
Terwijl het later wordt vraag ik me af of in een keer door wel zo lekker is. Het is vakantie, toch, dus waarom zouden we dat doen. De kaart leert dat het haventje van Ardglass om de hoek ligt en nauwelijks om is. Als we daar morgenochtend vroeg weer vertrekken hebben we weer het tij mee. En anders hebben we dat vannacht tegen. Dus, op naar Ardglass. Een uurtje later slingeren we bij laag water door een smal geultje, maken vast, betalen de havenmeester, lopen nog een rondje door het dorpje en gaan dan lekker … slapen.
Om zes uur gaat de wekker. Een kwartier later
zijn we weg, achter een paar vroege vissers aan. Dat zijn dan ook zo ongeveer
de enige schepen die we op dit stuk zien. Zestig mijl naar Howth, vlak boven
Dublin, en de hele dag geen schip in het zicht. Op de AIS zijn er genoeg, maar
allemaal buiten zichtafstand. Eerst waait het nog lekker en zeilen we met ruime
wind met zeven knopen door het water en acht over de grond. Een paar uur later
valt de wind grotendeels weg, draait achterlijker en wat overblijft is een
vervelende rollende golfslag. Ik kan daar redelijk tegen, mits niet teveel
onderdeks. Ermi heeft er meer moeite mee. Ze slaagt erin het ontbijt binnen te
houden, hoewel dat enige moeite kost. Slapen, languit in de kuip, dat is nog
het beste wat je kunt doen. Om de beurt. Heerlijk.
Vanaf ons eigen terrasje in de kuip |
Dan, een
zonovergoten dag, en Dublin staat op het programma. Opnieuw met de trein. Drie
minuten lopen vanaf de haven. En precies in die drie minuten werd er tussen de
haven en het station een grote vistrawler van de heling het water in gereden.
Op zee lijken ze niet zo groot, maar als zo’n gevaarte voor je de weg
oversteekt is het toch massief en massaal. De diameter van de blinkend bronzen
schroef? Een kleine
anderhalve meter. Die kan heel wat kracht overbrengen. Het
verkeer stopt in twee richtingen, een zware trekker duwt de ‘Maarten Luther’
over de rails de weg over richting water. Als we ’s avonds terugkomen ligt hij
keurig geschilderd voor de wal.
Give way! |
In no-time
brengt de trein ons hartje Dublin. Station Tara Street, daar moeten we volgens
de havenmeester uitstappen. Een klein station aan de rivier Liffey. Door heel
Dublin heen liggen tal van bruggen over deze rivier, zo ongeveer om de honderd
meter wel een. Ze verbinden de beide oevers van deze levendige stad. Wij kijken
rond bij het Monument of Light ‘Spire’, een roestvrij stalen naald van 121,2
meter hoog. Aan de basis een diameter van ongeveer twee meter, bovenin
uitlopend in ongeveer niets. Dan door naar de distilleerderij van Jameson,
Irish whiskey.
En langs de giga-brouwerij van het befaamde Guinness.,
robijnrood van kleur volgens de Ieren. Altijd gedacht dat dat in Engeland wordt
gebrouwen. Maar nee dus, komt uit Dublin.
Krijg je eindelijk een standbeeld en dan ... shit |
Albert Einstein in de maak |
Achter het
kasteel ligt de Chester Beatty library. Zegt ons niets. Beatty blijkt een
verwoed verzamelaar te zijn geweest, zo’n honderd jaar geleden. Geboren in New
York kwam hij op latere leeftijd naar Europa. Zijn eerste verzamelingen van
Chinese snuifdozen en bijzondere mineralen breidde hij sindsdien gestaag uit
met een enorme hoeveelheid stukken van alle wereldgodsdiensten. Schilderijen,
boekwerken, Japanse en Chinese kunst. Vanuit Londen verhuisde hij midden vorige
eeuw naar Dublin, waar hij bij zijn dood zijn hele collectie naliet voor tentoonstelling
aan het publiek.
Temple Bar, hier stopt het feest nooit! Gezellige drukte |
Als we met
zere voeten weer aan boord stappen ligt onze vlaggenstok in tweeën gebroken op
de kuiptafel. Met een briefje erbij: ”Hi, apologies, but I snapped
your flagstaff, but I have gone to buy you a new one”. En inderdaad, achterop wappert onze
driekleur aan een nieuwe vlaggenstok. Eigenlijk mooier dan de oude.
Ha, die Geert en Ermi.
BeantwoordenVerwijderenFijn dat je het lettertype wat hebt vergroot, dat maakt het lezen een stuk aangenamer!
Dank voor al je berichten, leuk om te volgen.
Rutger heeft al een paar maal geprobeerd een opmerking te publiceren, maar ik zie ze niet terug. Daarom alsnog een poging. Nog veel reisplezier en geniet ervan!