dinsdag 22 juli 2014

Naar Tarbert

In plaats van lekker lang uit te slapen zijn we hier op het kanaal vroeg uit de veren. Er hangt een serene rust over het water. Het enige geluid is het knisperen van het grind onder de Nikes van een enkele fanatieke jogger. Het kanaal is als een spiegel. Een stil ontbijt. Zachtjes maken we de lijnen los, en weg zijn we.

We hebben het Crinan Canal voor onszelf. Zo langzaam als de motor kan, drijven we richting de volgende brug en sluis. De zon schijnt overvloedig, iedere wandelaar steekt enthousiast zijn of haar hand in de lucht. In alle rust ‘doen’ we de eerste sluis. En de brug daarna. Dan sluiten we aan bij een motorboot die lokale assistentie heeft ingehuurd voor de tocht door het kanaal. Die doet het werk op de kant en maakt het voor ons nog gemakkelijker. Dan zijn we in het bassin voor Lock 1 en moeten we wachten tot de van zee  inkomende jachten zijn geschut. Koffie dus. Met koek.



Sluismuurbegroeiïng, halve tijd onder water, rest erboven
De sealock is tot slot de sluis met het grootste verval. We gaan erin terwijl het precies laagwater is. Dat betekent in de sluis een verval van een kleine zes meter. Eerst kijk je over het hele landschap uit en een paar minuten later lig je onderin een diep gat met natte muren om je heen.
Dan gaan de deuren open en ligt het zoute water weer voor ons. We gaan stuurboord uit, Loch Fyne op. Het waait, we zeilen aan de wind richting Tarbert. Naarmate we vorderen neemt de wind toe tot een dikke 4 Bft. Brandaen gaat als een speer. We minderen zeil en Brandaen blijft gaan. Er komt water over, dit is weer eens lekker stevig zeilen.

De aanloop van Tarbert is nog even spannend. Het is laag water en het gaatje kronkelt en is nauw. Dan zijn er doorheen en komen in een ruime haven, omgeven door het dorp. 
Ermi bij het kasteel, achter haar Loch Fyne
Dat leefde decennialang van de haringvisserij. En daardoor was het een strategische plek op de smalste plek van Loch Fyne. Al in de zevende eeuw was er hier op de top van de heuvel een soort kasteel. Na allerlei overgangen en veroveringen werd het in de Middeleeuwen een kasteel van de King of Scotland, Robert de Bruce. Eerder al, in 1098, sleepte koning Magnus Barford van Noorwegen zijn schip van het oost-loch naar het west-loch. Over de heuvel heen, om aan te tonen dat Kintyre een eiland was. Hij had namelijk alle eilanden van Schotland waar hij omheen kon varen gekregen van de koning van Engeland. De oversteek hier is smal, hooguit twee kilometer, maar het lijkt ons toch een lastig karwei om op die manier je schip aan de andere kant te brengen. Het Castle kijkt uit over het loch naar het oosten en de mooie binnenbaai met nu de marina met een aantal moorings aan de westkant.

Uitzicht over de marina van Tarbert
Donna van de marina is uiterst gastvrij. Met zichtbaar plezier legt ze uit wat in het dorp kunnen vinden. En waar we mooi kunnen wandelen. Fijn om zo te worden ontvangen. We wandelen naar het kasteel en kijken en passant even binnen bij de pub waar vanavond de karaoke-quiz wordt gehouden. Het is niet druk in het dorp maar overal lopen wel toeristen rond. ‘s-Avonds nog een wandeling tot bij de veerpont, leuke huizen, veel B&B.
Daags erna stomen we na een bezoek aan de bakker met verse broodjes op ons gemak naar buiten. We weten nu de weg, da’s een stuk minder stress. Opnieuw gaan we stuurboord uit, verder naar het zuiden. Dat merken we ’s-Ochtends en ’s-Avonds al duidelijk. In Inverness waren de dagen een stuk langer. Hier begint het om tien uur al behoorlijk donker te worden. De dagen korten alweer en we gaan zuidelijker. Dubbelop dus.
Bij Skipness Bar staat er inmiddels zoveel wind dat we lekker kunnen zeilen. Een voor een komen ze erbij: grootzeil, fok, kluiver. Onder vol zeil stomen we de Kilbrannan Sound in met aan stuurboord het schiereiland Kintyre en aan bakboord het eiland Arran. Twintig mijl straitforward volgens de pilot en inderdaad één waypoint voor de ingang naar Campbeltown (ook wel Whisky City genoemd in het verleden). Nauwelijks andere schepen te zien. Wel een paar dolfijnen en later een paar zeehonden. Helaas neemt de wind af en de regen toe. Zoveel regen dat we de kuiptent dichtmaken en vanaf ons droge plekje navigeren en bijsturen. Helaas, het laatste stukje moeten we toch weer naar buiten de nattigheid in. Over een rimpelloos Campbeltown Loch glijden we naar het ponton, dat schuilgaat achter de hoge kades van de vissershaven ervoor. In de druillerigheid leggen we aan, drinken thee en gaan op zoek naar diesel. Een uur later zijn alle jerrycans gevuld en wel terug aan boord. Wij hebben bezwete ruggen onder onze natte jassen. Hoogste tijd dus voor de pub! Het wordt The Feathers, waar we in de bar een plek vinden met redelijk wifi. Twee heerlijke Carlsberg lagers dit keer. De beloning voor al dat gesjouw met diesel. Vervolgens nog eens twee uur prutsen om de al geschreven blogs van foto’s te voorzien en te plaatsen.































Bijschrift toevoegen


Geen opmerkingen:

Een reactie posten